ECLI:NL:HR:2015:247

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 februari 2015
Publicatiedatum
5 februari 2015
Zaaknummer
14/04182
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie in het belang der wet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in het belang der wet betreffende de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in hoger beroep tegen de opheffing van voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 februari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure in het belang der wet. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (OM) in hoger beroep tegen een beslissing van de Rechtbank Oost-Brabant, die op 11 juli 2013 een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis had toegewezen. Het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch had het OM ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, maar dit oordeel werd door de Hoge Raad als onjuist beoordeeld.

De Hoge Raad oordeelde dat volgens artikel 406 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) hoger beroep tegen vonnissen die geen einduitspraken zijn, slechts gelijktijdig met dat tegen de einduitspraak is toegestaan. De uitzondering die in artikel 406.2 Sv is opgenomen, is beperkt tot specifieke gevallen, zoals bevelen tot gevangenhouding of gevangenneming. Dit betekent dat het OM niet afzonderlijk hoger beroep kan instellen tegen een beslissing tot opheffing van de voorlopige hechtenis, maar dit alleen gelijktijdig met de einduitspraak kan doen.

De Advocaat-Generaal G. Knigge had in deze zaak cassatie ingesteld in het belang van de wet, met als doel de vernietiging van de bestreden beschikking. De Hoge Raad heeft het middel van de Advocaat-Generaal gehonoreerd en de bestreden beschikking vernietigd, waardoor de eerdere beslissing van het Gerechtshof niet in stand kon blijven. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de procedurele mogelijkheden van het OM in zaken van voorlopige hechtenis.

Uitspraak

10 februari 2015
Strafkamer
nr. S 14/04182 CW
SB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie in het belang van de wet van de Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden tegen een beschikking van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, nummer AVNR. 000750-13, van 11 juli 2013 in de zaak van:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.

1.De bestreden beschikking

Bij de bestreden beschikking heeft het Hof het Openbaar Ministerie ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen de ter terechtzitting gegeven beslissing van de Rechtbank Oost-Brabant strekkende tot opheffing van de voorlopige hechtenis en vervolgens dat beroep afgewezen.

2.Het cassatieberoep

De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft beroep in cassatie in het belang van de wet ingesteld. De voordracht tot cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De vordering strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking.

3.Beoordeling van het middel

3.1.
Het middel klaagt dat het oordeel van het Hof dat het Openbaar Ministerie afzonderlijk appel kan instellen tegen een ter terechtzitting gegeven beslissing tot toewijzing van een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis, getuigt van een onjuiste rechtsopvatting.
3.2.
Ingevolge het eerste lid van art. 406 Sv is tegen in eerste aanleg gewezen vonnissen die geen einduitspraken zijn, hoger beroep slechts gelijktijdig met dat tegen de einduitspraak toegelaten. In het tweede lid van art. 406 Sv is voorzien in een uitzondering op die hoofdregel. Zoals volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 9 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ6526, NJ 2013/230 moet worden aangenomen dat de in het tweede lid van art. 406 Sv voorziene uitzondering op die hoofdregel is beperkt tot de in dat tweede lid uitdrukkelijk genoemde gevallen, te weten een bevel tot gevangenhouding of gevangenneming en de afwijzing van een verzoek tot opheffing van het bevel tot gevangenhouding of gevangenneming. Dit betekent dat voor de officier van justitie tegen een ter terechtzitting gegeven beslissing tot toewijzing van een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis hoger beroep slechts gelijktijdig met dat tegen de einduitspraak openstaat.
Het Hof heeft het Openbaar Ministerie derhalve ten onrechte ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.
3.3.
Het middel slaagt.

4.Slotsom

Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad vernietigt in het belang van de wet de bestreden beschikking.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, de vice-president W.A.M. van Schendel, de raadsheren J.P. Balkema, Y. Buruma en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 februari 2015.