Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
13 oktober 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 oktober 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 6 november 2014. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse. De Advocaat-Generaal G. Knigge concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof Den Haag, zodat de zaak opnieuw kon worden berecht.
De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof in strijd had gehandeld met artikel 311, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), in verbinding met artikel 415 Sv. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep toonde aan dat de verdachte niet het recht was gelaten om het laatst te spreken, hetgeen een schending van de procesregels betekende. Dit voorschrift is van dwingend recht en niet-naleving leidt tot nietigheid van de uitspraak.
De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw zou worden berecht en afgedaan. Deze beslissing benadrukt het belang van het recht op een eerlijk proces en de naleving van de procesregels, die essentieel zijn voor de rechtsbescherming van de verdachte.