Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
24 november 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 29 september 2014, met nummer RK 14/777. Het beroep is ingesteld door de klager, die werd bijgestaan door mr. G.J. Woodrow, advocaat te Tilburg. De klager had een klaagschrift ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft het middel van cassatie beoordeeld. Het middel kan niet tot cassatie leiden, omdat het, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), geen nadere motivering behoeft. Dit is het geval omdat het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. De beschikking is gegeven op 24 november 2015 door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting, in aanwezigheid van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster.