In de bestreden beschikking heeft de rechtbank de tijdens de behandeling van het klaagschrift ingenomen standpunten als volgt weergegeven:
“2. De standpunten van klager, de raadsman en de officier van justitie
Klager maakt bezwaar tegen de inbeslagneming en het uitblijven van een last tot teruggave. Ter toelichting op het klaagschrift heeft de raadsman gesteld dat klager op 4 februari 2008 door het Gerechtshof in Arnhem is veroordeeld tot het betalen van een schadevergoedingsmaatregel ten bedrage van € 38.635,28. Aanvankelijk is een betalingsregeling met het CJIB overeengekomen. Op enig moment heeft het CJIB eenzijdig besloten de maandelijks te betalen termijn te verhogen van € 150,- per maand naar € 350,- per maand. Omdat klager niet aan die verplichting kon voldoen heeft het Openbaar Ministerie een arrestatiebevel doen uitgaan, teneinde de vervangende hechtenis van klager te executeren. Omdat klager wilde voorkomen dat de vervangende hechtenis ten uitvoer werd gelegd, heeft hij geld geleend om de schadevergoeding ineens te kunnen betalen.
Op 23 februari 2015 is klager volgens de raadsman naar het politiebureau gegaan om het nog openstaande bedrag van € 27.080,34 te voldoen. Daar werd klager -na overleg tussen de politieambtenaren en de officier van justitie - aangehouden op verdenking van witwassen en werd het geld in beslag genomen op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Klager stelt dat het geld een legale herkomst heeft en dat het daarom niet kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Daarnaast is klager van oordeel dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het geld zal bevelen.
Het belang van strafvordering verzet zich daarom niet langer tegen teruggave van het onder klager in beslag genomen geld, zodat op grond van artikel 116 Sv het geld aan klager dient te worden teruggegeven.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting van 27 mei 2015 op het primaire standpunt gesteld dat het beslag onrechtmatig is. Klager had het geld aan de politie gegeven ter betaling van het nog openstaande gedeelte van de aan hem opgelegde schadevergoedingsmaatregel. Een kwitantie van het door hem aan de politie overhandigde geldbedrag zou hem aanvankelijk wel zijn verstrekt, maar na overleg tussen politie en de officier van justitie zou deze kwitantie weer van hem zijn afgenomen (opmerking griffier: de raadsman heeft per brief van 22 mei 2015 aan de officier van justitie verzocht deze kwitantie aan het dossier toe te voegen). Nu de kwitantie zich niet bij de stukken bevindt, heeft de raadsman verzocht om de behandeling vandaag aan te houden om die kwitantie alsnog aan het dossier toe te voegen.
De gang van zaken rond de inbeslagneming van het geld impliceert volgens de raadsman dat er thans sprake is van een “beslag onder zichzelf” door de politie en in een dergelijk geval is er alleen conservatoir beslag mogelijk in plaats van een ‘klassiek’ beslag. Ook stelt klager dat er niet is voldaan aan de vereisten voor “beslag onder zichzelf” en wordt verzocht tot teruggave van het inbeslaggenomen bedrag.
Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat het geld in beslag genomen is in het kader van een verdenking van witwassen. Daarvoor is vereist dat bewezen kan worden dat het geld van misdrijf afkomstig is. Klager stelt dat het geld een volkomen legale herkomst heeft. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft klager een aantal overeenkomsten van lening in het geding gebracht, betreffende de geldverstrekkers [betrokkene 3], [betrokkene 2] en [betrokkene 1] (opmerking griffier: door [betrokkene 3] en [betrokkene 2] zijn op 27 mei 2015 aan de rechtbank brieven verstrekt met betrekking tot die geldleningen).
Aan de verklaring die klager op 23 februari 2015 ten overstaan van de politie heeft afgelegd, dat het geld afkomstig is van een hennepkwekerij in [plaats] waarvoor hij in 2006 is gepakt, dient geen waarde te worden gehecht. Klager heeft het geldbedrag bij elkaar gebracht om de resterende schadevergoeding te voldoen.
Klager heeft - wederom - gesteld dat het inbeslaggenomen geld een legale herkomst heeft en dat er geen nader onderzoek nodig is. Het in beslag genomen geld kan niet dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Klager heeft daarnaar gevraagd verklaard het geld in de dagen vóór 23 februari 2015 bij elkaar gebracht te hebben omdat hij er rekening mee hield dat de politie bij hem langs zou komen om het nog openstaande bedrag van de opgelegde schadevergoedingsmaatregel te innen. De politie zou namelijk een week eerder ook al bij de woning van klager geweest zijn maar toen was klager niet thuis.
De officier van justitie heeft zich in de schriftelijke reactie van 6 mei 2015 en ter terechtzitting op 27 mei 2015 op het standpunt gesteld dat tot dusver uit het onderzoek naar het vermogen van klager is gebleken dat hij sinds 2006 geen legale inkomstenbron heeft. Vanaf 2006 is er een onverklaard vermogen van € 145.759,60. Derhalve dient er nader onderzoek plaats te vinden naar de herkomst van het geldbedrag, vanwege de verdenking van witwassen, mede gelet op de afgelegde verklaringen van de vermeende geldverstrekkers [betrokkene 3], diens boekhouder Wegman en [betrokkene 2] en [betrokkene 1]. Er is daarom een strafvorderlijk belang bij het klassieke beslag.
De officier van justitie is van oordeel dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard. Van een kwitantie die aan klager zou zijn verstrekt en daarna weer is ingenomen door de politie, is de officier van justitie niets bekend. De officier van justitie verzet zich dan ook tegen aanhouding van de behandeling van het klaagschrift om die kwitantie alsnog over te leggen.
Voor zover door de raadsman is gesteld dat het beslag onrechtmatig is gelegd omdat het beslag zou zijn gelegd onder de politie zelf die het geld immers al onder zich had als betaling van het nog openstaande deel van de schadevergoedingsmaatregel door verzoeker aan de politie, heeft de officier van justitie het standpunt ingenomen dat - zo daar al sprake van zou zijn - in dat geval klager niet ontvankelijk verklaard moet worden aangezien er dan immers geen sprake is van beslag van het geld onder klager.”