Uitspraak
gevestigd te Amsterdam,
gevestigd te Thann, Frankrijk,
1.Het arrest in dit geding
2.Beslissing
11 december 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 december 2015 een herstelarrest uitgesproken met betrekking tot een eerder arrest van 16 oktober 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3092). Het cassatieberoep van ICL-IP EUROPE B.V. (hierna: ICL) was in dat eerdere arrest verworpen. ICL heeft de Hoge Raad verzocht om het eerdere arrest te verbeteren, omdat volgens hen een kennelijke fout en een verrassingsbeslissing aanwezig waren in rov. 3.5.3 van het arrest. Daarnaast stelde ICL dat het hof niet had geoordeeld naar uniform internationaal recht en dat het oordeel van het hof onjuist was, zowel naar dat recht als naar Nederlands recht.
De advocaat van de verweerder, POTASSE & PRODUITS CHIMIQUES S.A.S. (hierna: PPC), heeft bezwaar gemaakt tegen het verzoek van ICL. De Procureur-Generaal heeft de gelegenheid gekregen om aanvullend te concluderen, maar heeft daarvan afgezien. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er geen sprake was van een kennelijke fout of verrassingsbeslissing, maar dat er wel een omissie was in het eerdere arrest, aangezien de klachten van ICL niet waren behandeld.
In het herstelarrest heeft de Hoge Raad de omissie hersteld door na rov. 3.5.3 de volgende tekst toe te voegen: "3.5.4 De overige klachten van onderdeel 2 kunnen evenmin tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling." De Hoge Raad heeft het verzoek van ICL voor het overige afgewezen en de verbeteringen op de minuut van het eerdere arrest gesteld.