ECLI:NL:HR:2015:3569

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 december 2015
Publicatiedatum
11 december 2015
Zaaknummer
14/03599
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelarrest inzake cassatie ICL-IP EUROPE B.V. tegen POTASSE & PRODUITS CHIMIQUES S.A.S.

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 december 2015 een herstelarrest uitgesproken met betrekking tot een eerder arrest van 16 oktober 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3092). Het cassatieberoep van ICL-IP EUROPE B.V. (hierna: ICL) was in dat eerdere arrest verworpen. ICL heeft de Hoge Raad verzocht om het eerdere arrest te verbeteren, omdat volgens hen een kennelijke fout en een verrassingsbeslissing aanwezig waren in rov. 3.5.3 van het arrest. Daarnaast stelde ICL dat het hof niet had geoordeeld naar uniform internationaal recht en dat het oordeel van het hof onjuist was, zowel naar dat recht als naar Nederlands recht.

De advocaat van de verweerder, POTASSE & PRODUITS CHIMIQUES S.A.S. (hierna: PPC), heeft bezwaar gemaakt tegen het verzoek van ICL. De Procureur-Generaal heeft de gelegenheid gekregen om aanvullend te concluderen, maar heeft daarvan afgezien. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er geen sprake was van een kennelijke fout of verrassingsbeslissing, maar dat er wel een omissie was in het eerdere arrest, aangezien de klachten van ICL niet waren behandeld.

In het herstelarrest heeft de Hoge Raad de omissie hersteld door na rov. 3.5.3 de volgende tekst toe te voegen: "3.5.4 De overige klachten van onderdeel 2 kunnen evenmin tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling." De Hoge Raad heeft het verzoek van ICL voor het overige afgewezen en de verbeteringen op de minuut van het eerdere arrest gesteld.

Uitspraak

11 december 2015
Eerste Kamer
14/03599
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
ICL-IP EUROPE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. B.T.M. van der Wiel,
t e g e n
de rechtspersoon naar buitenlands recht POTASSE & PRODUITS CHIMIQUES S.A.S.,
gevestigd te Thann, Frankrijk,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. F.E. Vermeulen.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als ICL en PPC.

1.Het arrest in dit geding

1.1
De Hoge Raad heeft in deze zaak op 16 oktober 2015 een arrest uitgesproken (ECLI:NL:HR:2015:3092). Het cassatieberoep van ICL is daarin verworpen.
1.2
Bij brief van 12 november 2015 heeft de advocaat van ICL de Hoge Raad verzocht het arrest van 16 oktober 2015 te verbeteren dan wel aan te vullen. Volgens de brief bevat (1) rov. 3.5.3 van het arrest een kennelijke fout en een verrassingsbeslissing. Voorts zijn volgens de brief (2) de klachten van onderdeel 2 van het middel dat het hof naar uniform internationaal recht had moeten oordelen, en dat het oordeel van het hof naar dat recht en naar Nederlands recht onjuist is, niet behandeld in het arrest.
1.3
De advocaat van PPC heeft bij brief van 23 november 2015 bezwaar gemaakt tegen inwilliging van het verzoek. De Procureur-Generaal is in de gelegenheid gesteld aanvullend te concluderen, maar heeft daarvan afgezien.
1.4
Op het hiervoor in 1.2 onder (1) genoemde punt is het verzoek niet voor inwilliging vatbaar nu van een kennelijke fout of verrassingsbeslissing geen sprake is. Met betrekking tot het onder (2) genoemde punt stelt de Hoge Raad vast dat sprake is van een omissie. Genoemde klachten zijn in het arrest van 16 oktober 2015 niet behandeld. De Hoge Raad zal deze omissie herstellen.
1.5
Na rov. 3.5.3 van het arrest wordt tussengevoegd:
“3.5.4 De overige klachten van onderdeel 2 kunnen evenmin tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.”

2.Beslissing

De Hoge Raad:
verbetert het op 16 oktober 2015 in deze zaak uitgesproken arrest op de wijze als hiervoor in 1.5 vermeld;
stelt de verbeteringen op de minuut van dat arrest;
wijst het verzoek voor het overige af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, G. de Groot en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
11 december 2015.