Uitspraak
gevestigd te [plaats],
gevestigd te [plaats],
wonende te [plaats],
gevestigd te Barendrecht,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
18 december 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 december 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] c.s. tegen het arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de handhaving van een collectieve arbeidsovereenkomst (cao) voor uitzendkrachten door een stichting die door de cao-partijen is opgericht. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een arrest van 28 november 2014, waarin werd vastgesteld dat de stichting bevoegd is om de cao te handhaven. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die door [eiser] c.s. zijn aangevoerd in hun cassatieberoep niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de stichting zijn begroot op nihil. De uitspraak is openbaar gedaan door de raadsheer G. de Groot.