Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding
2.Het tweede geding in cassatie
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzet
4.Beslissing
20 februari 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 februari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij het verzet van de verzoeker tegen een eerdere beschikking van 7 november 2014 aan de orde was. De verzoeker, die in de beschikking als zodanig wordt aangeduid, had een verzetschrift ingediend tegen de beschikking van de Hoge Raad van 7 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3123. De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar deze eerdere beschikking, die aan de huidige beschikking is gehecht.
De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft in zijn conclusie aangegeven dat het verzet niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en geoordeeld dat het verzet van de verzoeker niet-ontvankelijk is op de gronden die in de conclusie van de Advocaat-Generaal zijn vermeld. Dit betekent dat de verzoeker niet in zijn verzet kan worden ontvangen, en de Hoge Raad heeft dit in zijn beslissing bevestigd.
De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer M.V. Polak, en de beslissing is genomen door de raadsheren C.A. Streefkerk als voorzitter, C.E. Drion en T.H. Tanja-van den Broek. Deze beschikking is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden voor ontvankelijkheid in cassatieprocedures verduidelijkt.