Uitspraak
wonende te [woonplaats],
zetelende te Arnhem,
1.Het geding in feitelijke instantie
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
6 maart 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 maart 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een voorlopige machtiging tot opname van de betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. De betrokkene had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Gelderland om een 'second opinion' te verkrijgen, welke door de rechtbank was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende gronden waren aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat een andere psychiater tot een andere diagnose zou komen. De betrokkene, vertegenwoordigd door haar advocaat, stelde dat er een onafhankelijk psychiatrisch onderzoek nodig was om de ernst van haar situatie te beoordelen, en dat de huidige diagnose mogelijk niet correct was.
De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank bij de afwijzing van het verzoek om een second opinion een onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd. De Hoge Raad benadrukte dat, gezien de ingrijpende aard van de beslissing tot vrijheidsbeneming, een verzoek tot nader onderzoek door een deskundige alleen gemotiveerd kan worden afgewezen als er voldoende duidelijkheid is over de relevante punten. De Hoge Raad concludeerde dat de betrokkene haar verzoek om deskundigenonderzoek voldoende had toegelicht en dat de rechtbank niet had aangetoond dat er al duidelijkheid was over de te beslissen punten.
De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank Gelderland van 4 september 2014 en verwees de zaak terug naar die rechtbank voor verdere behandeling en beslissing. Deze uitspraak onderstreept het belang van zorgvuldige motivering bij beslissingen die de vrijheid van een individu aangaan, vooral in het kader van psychiatrische zorg.