ECLI:NL:HR:2015:529

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 maart 2015
Publicatiedatum
6 maart 2015
Zaaknummer
14/03456
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid en vrijwaring in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 maart 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 14/03456. De zaak betreft bestuurdersaansprakelijkheid en de vraag van vrijwaring. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J. Fontijn, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 28 januari 2014 uitspraak deed in een eerdere procedure. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen van de rechtbank 's-Gravenhage en het arrest van het hof, die aan deze zaak ten grondslag liggen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerders begroot zijn op nihil. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

6 maart 2015
Eerste Kamer
14/03456
TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. A.J. Fontijn,
t e g e n
1. [verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [verweerster 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [verweerder 3],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder] c.s.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 292363/HA ZA 07-2374 van de rechtbank 's-Gravenhage van 20 juni 2007, 16 januari 2008, 27 mei 2009 en 27 januari 2010;
b. het arrest in de zaak 200.068.452/01 van het gerechtshof Den Haag van 28 januari 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en het herstelexploot zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] c.s. is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep, met toepassing van art 81, lid 1 Ro.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
6 maart 2015.