Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beoordeling van de overige middelen
4.Slotsom
5.Beslissing
10 maart 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 maart 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1993, was in hoger beroep meerderjarig en had een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd gekregen, waarvan één maand voorwaardelijk. Het Hof had als bijzondere voorwaarde gesteld dat de verdachte zich zou gedragen naar de aanwijzingen van Bureau Jeugdzorg/Jeugdreclassering. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof, gezien de meerderjarigheid van de verdachte, slechts een reclasseringsinstelling had kunnen aanwijzen om toezicht te houden op de naleving van deze bijzondere voorwaarde. De Hoge Raad herstelde dit verzuim niet, omdat het aan het Hof was om te oordelen over het nut en de noodzaak van de bijzondere voorwaarden. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling van de straf. De overige middelen van cassatie werden verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden en geen nadere motivering vereisten.