Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
10 maart 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, gedateerd 13 mei 2013, met nummer H 166/2012. De verdachte, geboren in Aruba in 1969, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. A.C.G. Bikker, die middelen van cassatie heeft voorgesteld en deze schriftelijk heeft toegelicht. De Hoge Raad heeft eerder, op 7 oktober 2014, geoordeeld dat de verdachte kan worden ontvangen in het beroep en dat de Advocaat-Generaal de gelegenheid moet krijgen om zich uit te laten over de voorgestelde middelen.
De Advocaat-Generaal, D.J.C. Aben, heeft in een aanvullende conclusie geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De raadsman heeft hierop schriftelijk gereageerd. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 10 maart 2015 het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren N. Jörg en E.S.G.N.A.I. van de Griend, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.