Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende op een geheim adres,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
8 juli 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een omgangsregeling. De man, verzoeker tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Amsterdam, die op 20 oktober 2015 was gegeven. De vrouw, verweerder in cassatie, was niet verschenen in de procedure. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De rechtbank had op 1 april 2015 een beschikking gegeven in de zaak C/13/578693/FA RK 14-9572, en het hof had deze beschikking bekrachtigd.
De man had in cassatie klachten aangevoerd, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad stelde vast dat de klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal was om het beroep te verwerpen, en de advocaat van de man had hierop gereageerd met een brief op 4 mei 2016.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de man verworpen, waarmee de beschikking van het hof in stand bleef. Deze uitspraak is gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en C.E. du Perron, en is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.