Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
29 januari 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 januari 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een koopovereenkomst van een woning. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.L. van Lookeren Campagne, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. Dit arrest was eerder gewezen op 27 augustus 2013 en betrof een geschil dat voortvloeide uit een vaststellingsovereenkomst. De verweerder, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.H.M. van Swaaij, heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klachten van de eiser onderzocht, maar deze konden niet leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit oordeel is in lijn met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO).
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op € 1.991,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.