Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
4 november 2016.
Hoge Raad
Op 4 november 2016 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 16/03062. De zaak betreft een verzoeker die in cassatie ging tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 6 juni 2016 was gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Gelderland van 24 november 2014 en 10 maart 2016, die relevant zijn voor het geding. De kern van de zaak draait om de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling op basis van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) en de informatieplicht van de verzoeker met betrekking tot nieuwe schulden.
De advocaat-generaal J. Wuisman heeft in zijn conclusie geadviseerd om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet leiden tot cassatie, omdat zij geen rechtsvragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft.
De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot. Dit arrest bevestigt de noodzaak voor schuldenaren om transparant te zijn over hun financiële situatie en de gevolgen van nieuwe schulden tijdens de WSNP.