ECLI:NL:HR:2016:2519

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 november 2016
Publicatiedatum
4 november 2016
Zaaknummer
16/03062
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over tussentijdse beëindiging in WSNP en informatieplicht bij nieuwe schuld

Op 4 november 2016 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 16/03062. De zaak betreft een verzoeker die in cassatie ging tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 6 juni 2016 was gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Gelderland van 24 november 2014 en 10 maart 2016, die relevant zijn voor het geding. De kern van de zaak draait om de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling op basis van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) en de informatieplicht van de verzoeker met betrekking tot nieuwe schulden.

De advocaat-generaal J. Wuisman heeft in zijn conclusie geadviseerd om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet leiden tot cassatie, omdat zij geen rechtsvragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft.

De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot. Dit arrest bevestigt de noodzaak voor schuldenaren om transparant te zijn over hun financiële situatie en de gevolgen van nieuwe schulden tijdens de WSNP.

Uitspraak

4 november 2016
Eerste Kamer
16/03062
LZ/JS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, thans mr. K. Aantjes.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak met het insolventienummer C/05/14/1072 R van de rechtbank Gelderland van 24 november 2014 en 10 maart 2016;
b. het arrest in de zaak 200.187.680 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 juni 2016.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
4 november 2016.