Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
15 november 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van een verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 18 september 2015 is gewezen. De verdachte was niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep, omdat de schriftelijke volmacht die door zijn advocaat was ingediend, niet correct was ondertekend. De advocaat had de volmacht niet zelf ondertekend, maar dit was gedaan door een juridische medewerker. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 15 november 2016 geoordeeld dat het Gerechtshof ten onrechte heeft geoordeeld dat het gebrek in de volmacht niet kon worden hersteld. De Hoge Raad volgt de conclusie van de Advocaat-Generaal A.E. Harteveld, die had gepleit voor vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof. De Hoge Raad benadrukt dat de eisen waaraan een schriftelijke volmacht moet voldoen, zoals eerder uiteengezet in ECLI:NL:HR:2016:102, ook van toepassing zijn in deze zaak. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Gerechtshof en wijst de zaak terug, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan.