ECLI:NL:HR:2016:2787

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 december 2016
Publicatiedatum
8 december 2016
Zaaknummer
16/01203
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vergoeding taxatiekaart in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum (hierna: het College) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 januari 2016, nr. 15/00755. Dit hoger beroep was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland (nr. UTR 14/6264) betreffende een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken met betrekking tot de onroerende zaak aan de [a-straat 1] te [Z]. De Hoge Raad heeft op 9 december 2016 uitspraak gedaan in deze cassatieprocedure, waarbij het College in het gelijk werd gesteld.

Uitspraak

9 december 2016
nr. 16/01203
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum(hierna: het College) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 26 januari 2016, nr. 15/00755, op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen een uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland (nr. UTR 14/6264) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z]. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Het College heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

2.1.
Belanghebbende heeft in de bezwaarfase een taxatierapport laten opstellen. Naar aanleiding van het standpunt van de heffingsambtenaar in de uitspraak op bezwaar heeft belanghebbende een taxatiekaart laten opstellen met daarin opgenomen een extra vergelijkingsobject en aanvullende informatie omtrent een reeds aangevoerd vergelijkingsobject. Het Hof heeft aan belanghebbende een vergoeding toegekend voor de kosten van het taxatierapport op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Bpb). Het Hof heeft tevens geoordeeld dat belanghebbende onder de omstandigheden van het geval in redelijkheid kon besluiten een taxatiekaart met aanvullende informatie te laten opstellen. Het heeft voor de kosten van de taxatiekaart een afzonderlijke vergoeding van € 60,50 toegekend.
2.2.
De klacht gericht tegen de voor de kosten van de taxatiekaart toegekende vergoeding treft doel. De stukken van het geding laten geen andere conclusie toe dan dat de taxatiekaart slechts een nadere onderbouwing bevat van het door belanghebbende ingebrachte taxatierapport. De taxatiekaart kan daarom niet worden aangemerkt als een verslag als bedoeld in artikel 1, aanhef en letter b, van het Bpb. Voor de vergoeding van de kosten van een dergelijke aanvulling biedt het Bpb geen ruimte.
2.3.
De overige klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (vgl. HR 18 maart 2016, nr. 15/03065, ECLI:NL:HR:2016:420, BNB 2016/122).
2.4.
Gelet op het onder 2.3 overwogene kan ’s Hofs uitspraak niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond, en
vernietigt de uitspraak van het Hof, doch uitsluitend voor zover deze betreft de vergoeding voor de aanvullende taxatiekaart ten bedrage van € 60,50.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2016.