ECLI:NL:HR:2016:611

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 april 2016
Publicatiedatum
8 april 2016
Zaaknummer
15/05603
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard op grond van onvoldoende belang

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2016 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van verzoekster, die in eerste instantie betrokken was bij een procedure bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant en later bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het hof had op 26 november 2015 een arrest gewezen, waartegen verzoekster cassatie heeft ingesteld. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad heeft deze conclusie overgenomen en geoordeeld dat de klachten van verzoekster geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is gebaseerd op het feit dat verzoekster klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, en dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. Deze uitspraak is van belang voor de toepassing van artikel 80a RO in cassatiezaken, waarbij de Hoge Raad de ontvankelijkheid van het beroep beoordeelt.

Uitspraak

8 april 2016
Eerste Kamer
15/05603
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoekster zal hierna ook worden aangeduid als [verzoekster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/02/12/956 R van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 8 oktober 2015;
b. het arrest in de zaak 200.178.698/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 26 november 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal 2-5).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
8 april 2016.