Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
4.Beslissing
19 januari 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, gedateerd 2 juli 2014, met nummer 22/000455-13. De Hoge Raad heeft op 19 januari 2016 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder ECLI:NL:HR:2016:74. Het beroep in cassatie is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof, die in zijn schriftuur een middel van cassatie heeft voorgesteld. De raadsman van de verdachte, mr. G. Spong, heeft het beroep tegengesproken. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugverwijzing van de zaak naar het Gerechtshof, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling het middel terecht voorgesteld geacht op de gronden die zijn vermeld in het eerder uitgesproken arrest ECLI:NL:HR:2016:23. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven. De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat de bestreden uitspraak wordt vernietigd en de zaak wordt verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling op het bestaande hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in aanwezigheid van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.