ECLI:NL:HR:2017:224

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 februari 2017
Publicatiedatum
14 februari 2017
Zaaknummer
16/03117
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlevering ter fine van strafvervolging aan de Verenigde Staten van Amerika wegens betrokkenheid bij de invoer van cocaïne

Op 14 februari 2017 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 16/03117. Deze zaak betreft de uitlevering van een opgeëiste persoon aan de Verenigde Staten van Amerika, die wordt verdacht van betrokkenheid bij de invoer van cocaïne in de VS. De uitspraak volgt op een verzoek tot uitlevering dat is ingediend door de Amerikaanse autoriteiten, specifiek door Susan G. Winkler, Assistant United States Attorney voor het district Massachusetts, op 13 januari 2016. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba had op 15 maart 2016 de uitlevering toelaatbaar verklaard.

De opgeëiste persoon heeft beroep in cassatie ingesteld tegen deze beslissing. De advocaat van de opgeëiste persoon, N. Hendriksen, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot toelaatbaarverklaring van de uitlevering en tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de beslissing van het Hof om de uitlevering toelaatbaar te verklaren, in stand blijft. Deze uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

14 februari 2017
Strafkamer
nr. S 16/03117 UA
SG/CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een einduitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van 15 maart 2016, nummer HAR 23/2016, op een verzoek van de Verenigde Staten van Amerika tot uitlevering van:
[de opgeëiste persoon], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962.

1.De bestreden uitspraak

Het Hof heeft de uitlevering van de opgeëiste persoon toelaatbaar verklaard ter strafvervolging ter zake van - naar de Hoge Raad begrijpt - de feiten zoals omschreven in de Affidavit in Support of Request for Extradition van Susan G. Winkler , Assistant United States Attorney for the district of Massachusetts, van 13 januari 2016.
2 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze heeft N. Hendriksen, advocaat te Purmerend, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot toelaatbaarverklaring van de uitlevering voor de in de conclusie nader aangeduide feiten en tot verwerping van het beroep.

3.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 februari 2017.