Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
14 februari 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte, geboren in 1994, was in cassatie gegaan tegen een eerdere veroordeling voor diefstal en/of gekwalificeerde verduistering. Het hof had vastgesteld dat de verdachte in de periode van 30 augustus 2013 tot en met 12 september 2013 te Ter Aar een geldbedrag van in totaal 28.660 euro had weggenomen, dat toebehoorde aan Aldi. De verdachte had dit geld uit hoofde van zijn functie als vervangend filiaalleider onder zich gehad.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof geen keuze had gemaakt tussen de alternatieven die in de tenlastelegging waren opgenomen, namelijk diefstal of gekwalificeerde verduistering. Deze keuze was echter van belang voor de strafrechtelijke betekenis van het bewezenverklaarde. De Hoge Raad concludeerde dat het hof niet op de grondslag van de tenlastelegging had beslist, wat leidde tot de vernietiging van de bestreden uitspraak. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling.
De uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke keuze tussen alternatieven in de tenlastelegging, vooral in strafzaken waar de kwalificatie van het feit cruciaal is voor de uiteindelijke strafrechtelijke beoordeling. De Advocaat-Generaal had eerder geconcludeerd tot verwerping van het beroep, maar de Hoge Raad oordeelde anders en gaf de zaak terug voor herbeoordeling.