Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
12 september 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 16 december 2015 uitspraak deed in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1963, heeft cassatie ingesteld tegen het oordeel van het hof. De advocaat van de verdachte, J. Boksem, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. Daarnaast hebben de benadeelde partijen, vertegenwoordigd door advocaat M. Tijken, ook een verweerschrift ingediend en middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 12 september 2017 het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.