ECLI:NL:HR:2017:2620

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 oktober 2017
Publicatiedatum
12 oktober 2017
Zaaknummer
17/00630
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verdeling huwelijksgemeenschap in verband met ondeugdelijkheid boedelbeschrijving

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 oktober 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de vrouw tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag. De vrouw had beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof, waarin het verzoek tot verdeling van de huwelijksgemeenschap was afgewezen vanwege ondeugdelijkheid van de boedelbeschrijving. De man, verweerder in cassatie, is niet verschenen en heeft geen verweerschrift ingediend. De advocaat-generaal L.A.D. Keus heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De advocaat van de vrouw heeft hierop gereageerd met een brief op 14 september 2017.

De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft derhalve het beroep van de vrouw verworpen.

Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en T.H. Tanja-van den Broek, en is in het openbaar uitgesproken door T.H. Tanja-van den Broek.

Uitspraak

13 oktober 2017
Eerste Kamer
17/00630
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. N.C. van Steijn,
t e g e n
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaken C/09/455625/FA RK 13-9495 en C/09/462823/FA RK 14-2217 van de rechtbank Den Haag van 3 juli 2014 en 9 juni 2015;
b. de beschikking in de zaak 200.176.389/01 van het gerechtshof Den Haag van 16 november 2016.
De beschikking van het hof is aan deze de beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de vrouw heeft bij brief van 14 september 2017 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
13 oktober 2017.