Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
7 maart 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van de verdachte in het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte heeft geen middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte niet heeft voldaan aan het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, wat betekent dat de verdachte niet kan worden ontvangen in het beroep. De Hoge Raad heeft op 7 maart 2017 geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het beroep, en dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.