ECLI:NL:HR:2017:553

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 maart 2017
Publicatiedatum
30 maart 2017
Zaaknummer
16/02034
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over verdeling van een nalatenschap en uitleg van vorderingen in het erfrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 maart 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de verdeling van een nalatenschap. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.J.W. Alt, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof Den Haag. De gezamenlijke erven van de overleden [betrokkene 1] waren in deze procedure verweerders en zijn niet verschenen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die aan deze zaak voorafgingen, waaronder vonnissen van de rechtbank Den Haag en arresten van het gerechtshof Den Haag. De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk was om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de eiser niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de erven [betrokkene 1] op nihil zijn begroot.

Uitspraak

31 maart 2017
Eerste Kamer
16/02034
TT/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
De gezamenlijke erven van [betrokkene 1],
overleden te [plaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de erven [betrokkene 1].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 276488/ HA ZA 06-3753 van de rechtbank Den Haag van 24 mei 2006, 29 november 2006, 16 januari 2008, 8 april 2009 en 27 oktober 2010;
b. de arresten in de zaak 200.082.000/01 van het gerechtshof Den Haag van 21 januari 2014, 10 februari 2015 en 29 december 2015.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de erven [betrokkene 1] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 17 februari 2017 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de erven [betrokkene 1] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. du Perron en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
31 maart 2017.