Uitspraak
gevestigd te Amsterdam,
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.De prejudiciële procedure
3. Beoordeling of de vragen zich lenen voor beantwoording bij wijze van prejudiciële beslissing
4.Beslissing
13 juli 2018.
Hoge Raad
In deze prejudiciële beslissing van de Hoge Raad, gedateerd 13 juli 2018, worden vragen behandeld die voortkomen uit een arbeidsrechtelijke kwestie met betrekking tot de doorbetaling van loon na een ontslag op staande voet. De zaak betreft de Amsterdam Meat Company AMECO B.V. als appellante en een verweerder die in de procedure betrokken is. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de kantonrechter en het gerechtshof Amsterdam, waarin de dringende reden voor ontslag op staande voet door het hof werd aangenomen, in tegenstelling tot de kantonrechter. De prejudiciële vragen die aan de Hoge Raad zijn gesteld, betreffen de verplichting van de werkgever om loon door te betalen na een ontslag op staande voet, de toepassing van relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, en de mogelijkheid van loonmatiging.
De Advocaat-Generaal De Bock heeft geadviseerd om de vragen niet in behandeling te nemen, gezien de aanhangige cassatiezaak met nummer 17/04244, waarin dezelfde onderwerpen aan de orde komen. De Hoge Raad heeft vervolgens besloten om de prejudiciële vragen niet te beantwoorden, omdat de uitspraak in de zaak 17/04244, ECLI:NL:HR:2018:1209, voldoende duidelijkheid biedt over de behandelde kwesties. De beslissing is genomen door de vice-president en een aantal raadsheren, en is openbaar uitgesproken door raadsheer T.H. Tanja-van den Broek.