Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Slotsom
5.Beslissing
30 oktober 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 14 februari 2017. De verdachte, geboren in 1965, was in cassatie gegaan tegen een eerdere veroordeling. De advocaat van de verdachte, N. Gonzalez Bos, had middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse concludeerde tot vermindering van de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad beoordeelde de ingediende middelen. Het eerste middel werd verworpen, omdat het niet leidde tot cassatie en geen nadere motivering vereiste. Het tweede middel, dat betrekking had op de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, werd gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelde dat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden, wat leidde tot de conclusie dat de opgelegde taakstraf van honderd uren, subsidiair vijftig dagen hechtenis, verminderd moest worden.
In de beslissing heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis. De nieuwe beslissing was dat de taakstraf werd verminderd tot 95 uren, met een subsidiaire hechtenis van 47 dagen. Het beroep werd voor het overige verworpen. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en werd openbaar uitgesproken.