Deze schatting steunt onder meer op de volgende bewijsmiddelen:
"1.
Bron B, bijlage D-8, pagina 331-333, proces-verbaal getuigenverhoor [betrokkene 3] op 29 april 1999, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op uw vragen met betrekking tot de schulden die ik heb bij [betrokkene] geef ik de volgende antwoorden:
In 1997 had ik in verband met een bouwproject behoefte aan een lening. Vanwege de economische crisis van 1996/1997 kon ik bij de banken geen lening krijgen. Ik heb toen in Besiktas van zo'n 50 woekeraars (tegen zeer hoge rente) in totaal ongeveer 7 à 8 miljoen Duitse Mark kunnen lenen. Dit geleende geld had ik nodig voor het bouwproject uit de brochure die u mij toont. Eén van die 50 personen was [betrokkene 8], van wie ik totaal zo'n 800.000 Mark in coupures van 600 en 200 had geleend. Ik had deze lening tegen een maandelijkse rente van 6% voor onbepaalde tijd gekregen en ik betaalde gedurende een jaar steeds maandelijks de afgesproken rente. [betrokkene 8] kwam zelf langs om het op te halen. Ik betaalde de rentebedragen altijd contant aan hem uit. Daarna kon ik de rentelasten niet meer betalen en op dat moment zei [betrokkene 8] mij dat het geleende geld niet van hem zelf was maar van [betrokkene 9]. Na een tijdje kwam [betrokkene 9] met een paar personen naar mij toe. Als onderpand voor mijn schulden heb ik in mei 1997 drie kadastrale aktes van mijn percelen grond overgedragen aan [betrokkene 9].
De 3 afschriften uit het kadaster die u mij toont behoren bij deze overdrachten.
Na overdracht van de eigendom verhoogde [betrokkene 9] en zijn mannen de maandelijkse rente als straf naar 7%. Vanaf dit moment passeerden ze [betrokkene 8] en deelden me mede dat ik voortaan met hen zelf te doen had. Zo kwamen ze van mei 1997 tot december 1997 maandelijks om de rente te innen. Voor het hoofdbedrag en de renteschulden lieten ze me cheques uitschrijven. Als ik de rente op tijd betaalde, gaven ze de cheque weer terug en lieten ze me voor de rente van de komende maand weer een nieuwe cheque uitschrijven. Deze uitwisseling van geldcheques ging lange tijd zo door.
Als ik een maand de rente niet kon betalen, dan werd die rente opgeteld bij het hoofdbedrag en moest ik de volgende maand ook de rente over deze rente betalen en lieten ze me een nieuwe cheque uitschrijven. De kopieën van de diverse cheques die u mij laat zien zijn de cheques waarvan ik hiervoor heb verteld dat ik ze ondertekende.
Op deze wijze was het hoofdbedrag op 20-12-1997 gestegen tot 1.800.000 Duitse Mark. Toen ze daarna uit mijn omgeving vernamen en zelf zagen dat ik moeite had met betalen wilden ze het gehele hoofdbedrag en de rente opeens onder dwang van mij terug hebben. Ik had echter geen geld. Ze vonden de eigendomsaktes van de 3 percelen grond die ik als onderpand had gegeven niet voldoende en wilden ook nog het geld terug. Ik heb hen toen twintig appartementen waarop ik het appartementsrecht had in het complex Yasam Sitesi aangeboden. Hierover zijn we een aantal maal bij elkaar gekomen. Tijdens deze bijeenkomsten lieten ze me de persoon die zij "[betrokkene]" noemden via zijn zaktelefoon opbellen. Dit gesprek had plaats in het kantoor van [de advocaat] (het hof begrijpt: [de advocaat]), de advocaat van [betrokkene]. Toen ik aan de advocaat vroeg wie [betrokkene] was zei hij dat dat [betrokkene] was die zaken deed in Duitsland. Hierna heb ik hem in de telefoongesprekken altijd zo aangesproken.
Tijdens deze telefoongesprekken probeerde [betrokkene] me eerst op een vriendelijke manier te overtuigen om mijn schulden te betalen. Toen ik zei dat ik geen geld had begon hij mij zwaar te bedreigen. Op dreigende toon zei hij "Ik heb geld nodig. Ik laat in het Zuidoosten scholen bouwen en besteed daar veel geld aan liefdadigheid. Ik heb geen appartementen nodig." Als hij zo praatte, antwoordde ik hem alleen maar dat ik geen geld had en hem alleen maar de appartementen kon geven en vroeg hem steeds om hierin toe te stemmen. Hij bedreigde mij met te zeggen dat dit niet goed zou gaan, dat ik zo mijn vrouw en kinderen in gevaar bracht en hij in Turkije erg belangrijke vrienden had, dat hij zelfs op het allerhoogste niveau zijn mannetjes had, dat hij een sterke organisatie had, dat ik nergens naar toe zou kunnen vluchten. Ik maakte me dan ook zorgen over mezelf en mijn familie. Tijdens deze telefoongesprekken met [betrokkene] waren bij mij steeds [de advocaat] de advocaat, zijn familie [betrokkene 9] en twee kaalgeschoren, potige personen van wie ik de naam niet kende aanwezig. Deze personen keken mij bij deze gelegenheden vernietigend en dreigend aan.
Onder deze omstandigheden heb ik zo'n 2 à 3 telefoongesprekken met [betrokkene] gevoerd. Ik kon niets meer tegen zijn bedreigingen doen en ben gezwicht.
Zo werden mijn 3 stukken grond aan mij terug verkocht en heb ik hen een heel appartementencomplex met 30 appartementen verkocht. Zo ben ik uit deze benarde situatie gered. Ik heb een ontzettend grote schade geleden. Voor een schuld van 1.800.000 Duitse Mark had ik eigenlijk maar 20 appartementen hoeven geven, maar ik heb er uiteindelijk onder invloed van de uitgeoefende druk en bedreiging 10 bij moeten doen. Ze zeiden namelijk dat mijn schuld van 1.800.000 DM na een jaar, wanneer de bouw klaar is, 2.700.000 DM zou zijn geworden en dat ik door die 10 appartementen te geven hun verlies had gedekt. De marktwaarde van de dertig appartementen die ik ze heb gegeven is echter wel 4.000.000 DM. Zo hebben ze me nog extra schade toegebracht.
De kopieën van de uittreksels uit het kadaster (2 pagina's), die u mij laat zien, zijn de kadaster inschrijvingen van het blok van 30 appartementen dat ik aan hun heb gegeven.
De persoon die op de kadaster inschrijving staat vermeld, [betrokkene 15], is mijn boekhouder en coördinator. Ik had voor de formaliteit deze onroerende zaken korte tijd tevoren laten zetten op naam van
[betrokkene 15] om zo beslaglegging erop te voorkomen. De echte eigenaar was ik echter zelf.
De verkoop van deze 30 appartementen was definitief en zonder voorwaarden. Zelfs als ik nu 1.800.000 DM contant zou vinden en dit aan hen zou betalen, zouden ze ze absoluut niet teruggeven, omdat de totale waarde ervan zoals ik net reeds zei nu rond de 4.000.000 DM ligt.
2.
Bron B, D-8, pagina 334, proces-verbaal verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Tijdens het verhoor werden aan de getuige (het hof begrijpt: de getuige [betrokkene 3]) de volgende stukken getoond, welke als bijlage bij dit proces-verbaal worden gevoegd:
1. twee foto's van een appartementencomplex (laagbouw) aan zee;
2. drie tapu's (eigendomsbewijzen) van grondstukken in Kartal-Istanbul, perceelnummers 2, 26 en 27, ten name van [betrokkene 9], d.d. 23 mei 1997;
3. een tapu (eigendomsbewijs) van 30 stuks appartementen in het appartementencomplex te Kartal-Istanbul, ten name van [betrokkene 9]; d.d. 9 januari 1998;
4. een overdrachtsbewijs van bovenstaande 30 appartementen door [betrokkene 15] aan [betrokkene 9], d.d. 9 januari 1998;
5. zes cheques van de Yapi ve Kredi Bankasi ten name van [betrokkene 3].
3.
Bron B, bijlage D-9, pagina 347-348, proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 3] d.d. 8 juni 2010, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vraag:
Op 10-12-1997 belt advocaat [de advocaat] in uw bijzijn met [betrokkene] en even later komt u aan de telefoon en spreekt met [betrokkene]. Uit dit gesprek blijkt dat u geld schuldig bent aan [betrokkene]. Wat was de rol van advocaat [de advocaat] hierbij en wat is er na dit gesprek gebeurd?
Ik kende advocaat [de advocaat] niet eerder. Hij kwam met een aantal mannen met kaal geschoren hoofden en dikke nekken. Hij zei tegen mij 'Ik ben de gevolmachtigde van [betrokkene]. Jij hebt een schuld van 800 duizend DM uitstaan bij [betrokkene]. Jij hebt dat niet kunnen betalen. [betrokkene] heeft jouw vermogen uitgezocht, hij heeft er zelf rente opgelegd. Je dient dit onroerend goed van 30 appartementen te geven, zo zullen we onderling afrekenen.'
Toen ik tegen hem zei "30 appartementen zijn 6 miljoen DM waard, u vraagt te veel rente van mij", zei hij we kunnen 30 appartementen niet splitsen, omdat het één eigendomsbewijs betreft, dien je het als één eigendomsbewijs te geven, ten tweede is de bouw nog niet gereed, je kunt het op deze manier niet verkopen. Jij dient het in zijn geheel aan ons over te dragen. Wij nemen dit eigenlijk als borg, als het later klaar is en verkocht wordt, zullen we ons geld pakken en het overige aan jou teruggeven". Hij zei toen "Hij heeft een familielid in Turkije genaamd [betrokkene 9], we gaan het onroerend goed op zijn naam overdragen". Het onroerend goed stond op naam van [betrokkene 15]. Ik heb een opdracht aan [betrokkene 15] gegeven, en hij heeft het onroerend goed overgedragen aan [betrokkene 9]. Omdat advocaat [de advocaat] en de personen bij hem die ik niet ken, mij onder druk zetten door te zeggen dat "de overdracht binnen 24 uur moest plaatsvinden" en mij intimideerden, heb ik het onroerend goed binnen 24 uur overgedragen aan [betrokkene 9].
De rente van het geld dat ik met rente had geleend werd eenzijdig door [betrokkene] opgelegd, maar toen zijn mannen elke maand langskwamen, maakte ik bezwaar dat de rente te hoog was. Zij zeiden echter "[betrokkene] heeft ons dit zo bevolen, we kunnen geen cent minder nemen" en hielden vol. Ik verzamelde hier en daar het geld en leverde het aan hen. Uiteindelijk ben ik van hen bevrijd door het onroerend goed aan te geven. De rente die ik aan de mannetjes van [betrokkene] heb betaald, zal 2 tot 3 keer meer zijn dan het hoofdgeld. Nadat ik zoveel rente heb betaald, ben ik bevrijd door mijn onroerend goed over te dragen. Ik betaalde 126 duizend DM per maand.
Op deze manier heb ik 1,5 à 2 jaar lang rente betaald. Later heb ik mijn onroerend goed overgedragen omdat ik niet meer in staat was om de rente te betalen. Advocaat [de advocaat] zei tegen mij "wij nemen dit onroerend goed als borg voor het tegoed, wij weten dat de waarde van het onroerend goed eigenlijk veel meer is dan de hoeveelheid die wij tegoed hebben. Wij nemen het echter als borg. Als we het onroerend goed later verkopen, zullen we de rest van het saldo teruggeven aan jou", maar ik heb het geld niet teruggekregen. Zij zijn niet meer naar mij toe gekomen, ik heb hen niet meer gezien.
Ik had de cheque met een bedrag van 1.800.000 DM, die mij getoond wordt, als borg gegeven. Ook de cheques ter waarde van 126 duizend DM had ik als borg gegeven, maar de betalingen heb ik contant gedaan.
Aangezien ik de cheques van 126 duizend betaald had, moest ik het terugkrijgen, maar zij hebben de cheques niet aan mij teruggegeven. [betrokkene] en zijn mannetjes hebben bovendien nog meer cheques dan deze in handen, ze hebben het niet aan mij teruggegeven."