Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
gevestigd te Den Haag,
wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
20 april 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 april 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] tegen Nationale-Nederlanden en [verweerder 2]. De zaak betreft een geschil over de aansprakelijkheidsverzekering en de vraag of de assuradeur terug kan komen op een buitengerechtelijke erkenning van aansprakelijkheid na een onderzoek naar de toedracht van het ongeval. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Den Haag en een arrest van het gerechtshof Den Haag, waaruit blijkt dat de aansprakelijkheid door de assuradeur was erkend en er een voorschot was betaald aan de benadeelde. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van [eiseres] niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 4.872,34, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.