ECLI:NL:HR:2018:733

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 mei 2018
Publicatiedatum
18 mei 2018
Zaaknummer
17/01753
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van een kort geding van verdachte tegen de Staat tot verkrijging van onderzoeksmateriaal

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 mei 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de verdachte, thans gedetineerd in de PI Ter Peel, tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De verdachte had in een kort geding verzocht om toegang tot onderzoeksmateriaal dat berustte bij het Openbaar Ministerie (OM) en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Dit verzoek was eerder door het hof afgewezen, wat leidde tot de vraag of deze afwijzing de rechtsgang doorkruiste en welke toetsingsmaatstaf van toepassing was bij de beoordeling van de beslissing van de strafrechter.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die door de verdachte in het cassatiemiddel waren aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad stelde vast dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de beslissing van het hof heeft bekrachtigd.

Daarnaast heeft de Hoge Raad de verdachte veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Staat zijn begroot op een totaalbedrag van € 854,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien de verdachte deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak heeft voldaan. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer onder leiding van vice-president E.J. Numann, met medewerking van de raadsheren V. van den Brink, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering.

Uitspraak

18 mei 2018
Eerste Kamer
17/01753
LZ/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verdachte],
thans gedetineerd in de PI Ter Peel,
EISERES tot cassatie,
advocaten: voorheen mr. C.J.-A. Seinen en mr. D. Rijpma, thans mr. D. Rijpma,
t e g e n
de STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie en Veiligheid),
zetelende te Den Haag,
VERWEERDER in cassatie,
advocaten: mr. J.W.H. van Wijk en
mr. G.C. Nieuwland.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de verdachte en de Staat.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/09/507167/KG ZA 16/319 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 4 mei 2016;
b. het arrest in de zaak 200.192.948/02 van het gerechtshof Den Haag van 28 februari 2017.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft de verdachte beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend en vordert wettelijke rente over de toe te wijzen proceskosten.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de verdachte heeft bij brief van16 februari 2018 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de verdachte in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 854,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien de verdachte deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren V. van den Brink, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
18 mei 2018.