ECLI:NL:HR:2018:822

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 juni 2018
Publicatiedatum
1 juni 2018
Zaaknummer
16/03298
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van (gewoonte)witwassen in Curaçao met Nederlandse geldbedragen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juni 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De verdachte, geboren in 1965, was betrokken bij het (medeplegen van) (gewoonte)witwassen van geldbedragen die afkomstig waren uit Nederland. De zaak betreft de artikelen 435a en 435b van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen (oud) en de artikelen 2:404 en 2:405 van het Wetboek van Strafrecht van Curaçao.

De advocaat van de verdachte, S.F.W. van 't Hullenaar, heeft een middel van cassatie voorgesteld, maar de Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het middel niet kan leiden tot cassatie, omdat het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof heeft bevestigd.

De beslissing van de Hoge Raad is genomen in het kader van artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat er geen nadere motivering nodig is voor de verwerping van het beroep. De uitspraak is gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

5 juni 2018
Strafkamer
nr. S 16/03298 A
AKA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van 21 juni 2016, nummer H 68/16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat te Arnhem, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 juni 2018.