ECLI:NL:HR:2018:876

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juni 2018
Publicatiedatum
7 juni 2018
Zaaknummer
17/02417
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de toepasselijkheid van de appelgrens in executiegeschillen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juni 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen N.V. UNIVÉ ZORG en LANDELIJKE ASSOCIATIE VAN GERECHTSDEURWAARDERS B.V. Het geschil betreft de vraag of de appelgrens van artikel 332 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van toepassing is in het geval van een executiegeschil zoals bedoeld in artikel 438 lid 2 Rv. De Hoge Raad heeft de relevante feiten en eerdere uitspraken in de zaak in overweging genomen, waaronder een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland en eerdere arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal was om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van [eiser] niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Univé c.s. op nihil zijn begroot.

Uitspraak

8 juni 2018
Eerste Kamer
17/02417
LZ/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
voorheen wonende te [plaats], thans te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. M.E. Bruning,
t e g e n
1. N.V. UNIVÉ ZORG,
gevestigd te Arnhem,
2. LANDELIJKE ASSOCIATIE VAN GERECHTSDEURWAARDERS B.V.,
gevestigd te Stadskanaal,
VERWEERSTERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Univé c.s.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak C/05/303248/KG ZA 16-241 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland van 8 juli 2016;
b. de arresten in de zaak 200.196.956 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 oktober 2016 en 21 maart 2017.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 21 maart 2017 heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld.
De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Univé c.s. is verstek verleend.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 6 april 2018 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Univé c.s. begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
8 juni 2018.