Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
9 juli 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juli 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was veroordeeld voor poging tot diefstal van een leaseauto en belediging van een opsporingsambtenaar. Het Hof had de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 42 dagen en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 weken opgelegd. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof in strijd met artikel 57, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht had gehandeld door twee vrijheidsstraffen op te leggen in plaats van één. De Hoge Raad merkte op dat het Hof onmiskenbaar de intentie had om een deels onvoorwaardelijke en deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De Hoge Raad heeft de strafoplegging gecorrigeerd en verstaan dat de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 weken, waarvan 3 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de strafoplegging met de nodige aanpassingen.