ECLI:NL:HR:2019:1611

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 oktober 2019
Publicatiedatum
17 oktober 2019
Zaaknummer
18/03168
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de verdeling van een gemeenschap en de waardering van vermogensbestanddelen

In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door mr. J.H. van Gelderen, cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 24 april 2018. De verweerder, aangeduid als [de man], vertegenwoordigd door mr. M.E.M.G. Peletier, heeft een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling verwezen naar eerdere vonnissen en arresten die relevant zijn voor de zaak, waaronder vonnissen van de rechtbank Den Haag en arresten van het gerechtshof Den Haag. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de klachten die in het principale beroep zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 RO, wat betekent dat er geen verdere motivering nodig is, aangezien de klachten niet leiden tot rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien het principale beroep faalt, wordt het voorwaardelijk incidentele beroep niet behandeld. De Hoge Raad heeft vervolgens het principale beroep verworpen en eisers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 2.600,34, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer18/03168
Datum18 oktober 2019
ARREST
In de zaak van
1. [de vrouw],
wonende te [woonplaats],
2. [de neef],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie, verweerders in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
hierna gezamenlijk: [eisers],
advocaat: mr. J.H. van Gelderen,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie, eiser in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
hierna: [de man],
advocaat: mr. M.E.M.G. Peletier.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C09/500924/HA ZA 15-1347 van de rechtbank Den Haag van 17 februari 2016, 13 april 2016 en 28 december 2016;
b. de arresten in de zaak 200.213.474/01 van het gerechtshof Den Haag van 18 juli 2017 en 24 april 2018.
[eisers] hebben tegen het arrest van het hof van 24 april 2018 beroep in cassatie ingesteld. [de man] heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt in het principale beroep tot verwerping.
De advocaat van [eisers] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het principale beroep;
  • veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [de man] begroot op € 400,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eisers] deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren, M.V. Polak, C.E. du Perron, M.J. Kroeze en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
18 oktober 2019.