In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door mr. J.H. van Gelderen, cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 24 april 2018. De verweerder, aangeduid als [de man], vertegenwoordigd door mr. M.E.M.G. Peletier, heeft een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling verwezen naar eerdere vonnissen en arresten die relevant zijn voor de zaak, waaronder vonnissen van de rechtbank Den Haag en arresten van het gerechtshof Den Haag. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de klachten die in het principale beroep zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 RO, wat betekent dat er geen verdere motivering nodig is, aangezien de klachten niet leiden tot rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien het principale beroep faalt, wordt het voorwaardelijk incidentele beroep niet behandeld. De Hoge Raad heeft vervolgens het principale beroep verworpen en eisers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 2.600,34, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.