ECLI:NL:HR:2019:1639

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 oktober 2019
Publicatiedatum
28 oktober 2019
Zaaknummer
18/00299
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van de duur van vervangende hechtenis bij taakstraf in het strafrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 oktober 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, maar het Hof had verzuimd de duur van de vervangende hechtenis vast te stellen. De Hoge Raad oordeelt dat ingevolge artikel 22d van het Wetboek van Strafrecht de rechter bij het opleggen van een taakstraf ook de duur van de vervangende hechtenis dient te bepalen. Dit verzuim is door de Hoge Raad als een kennelijke misslag aangemerkt, die zich leent voor herstel door het Hof zelf. De Hoge Raad heeft daarom de vervangende hechtenis vastgesteld op twintig dagen en het beroep voor het overige verworpen. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijkheid en tijdigheid in de beslissingen van de rechter, vooral in gevallen waar een onmiddellijke correctie mogelijk is.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/00299
Datum29 oktober 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 4 december 2017, nummer 21/000839-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft C.P. Wesselink-van Dijk, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de vervangende hechtenis voor de taakstraf bepaalt en het beroep voor het overige zal verwerpen.
De raadsvrouwe heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1
Het middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd de duur van de vervangende hechtenis te bepalen.
3.2
De bestreden uitspraak houdt het volgende in:
“Het hof:
(...)
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door hechtenis.”
3.3
In aanmerking genomen dat ingevolge art. 22d Sr de rechter bij het opleggen van een taakstraf de duur van de vervangende hechtenis dient vast te stellen, is het middel terecht voorgesteld. De Hoge Raad zal doen wat het Hof had behoren te doen.
3.4
Opmerking verdient het volgende. Een kennelijke misslag als de onderhavige leent zich bij uitstek voor herstel door het Hof zelf. Het gaat immers om een onmiddellijk kenbare fout die zich voor eenvoudig herstel leent door de rechter(s) die op de zaak heeft/hebben gezeten overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arresten van 6 juli 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BJ7243) en 12 juni 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BW1478). Deze wijze van herstel verdient de voorkeur, omdat daardoor ondubbelzinnig - en op kortere termijn - duidelijkheid komt te bestaan omtrent de voor tenuitvoerlegging vatbare beslissing.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- beveelt dat de vervangende hechtenis twintig dagen beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
29 oktober 2019.