In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 mei 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de hoofdelijke aansprakelijkheid van vennootschappen binnen een concern en de toepassing van rentecompensatie. De zaak betreft de Staatssecretaris van Financiën en de vennootschap [X1] B.V., die in cassatie ging tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De kwestie draait om de vraag of de Inspecteur terecht de aftrek van een bedrag van € 104.822 in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2009 heeft geweigerd, dat voortkwam uit een overeenkomst tot rentecompensatie/saldoverrekening tussen de groepsvennootschappen en de bank. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof een te beperkte uitleg heeft gegeven aan het begrip kredietarrangement zoals bedoeld in het paraplukredietarrest (ECLI:NL:HR:2013:BW6520). De Hoge Raad concludeerde dat de overeenkomst aan de criteria van het paraplukredietarrest voldoet, en dat de bijzondere rechtsregel uit dat arrest van toepassing is. De uitspraak van het Hof werd vernietigd en de uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.