Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
28 mei 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, dat op 7 maart 2018 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1983. De verdachte was betrokken bij gewapende overvallen op een bank en een drogisterij in Amsterdam, waarbij onder andere afpersing, het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, diefstal met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving aan de orde waren. De advocaat van de verdachte, A. Kilinç, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die zijn gehecht aan het arrest. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Op 28 mei 2019 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.