Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
14 februari 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende kinderalimentatie. De verzoeker, aangeduid als [de man], heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De beschikking van het hof was eerder gegeven op 14 februari 2019 en betrof de berekening van de draagkracht van de verzoeker in het kader van de alimentatieverplichtingen. De advocaat van de verzoeker, A.H. Vermeulen, heeft schriftelijk gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoeker over de beschikking van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen, waarmee de beschikking van het hof in stand blijft.