Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
- namens de klagers zijn twee klaagschriften ingediend strekkende tot opheffing van de gelegde beslagen.
Voor zover dit oordeel erop neerkomt dat het belang van de klagers zwaarder moet wegen dan het strafvorderlijk belang, is het niet toereikend gemotiveerd, gelet op hetgeen de officier van justitie heeft aangevoerd (weergegeven onder 2.3.2) met betrekking tot de vermogensbestanddelen die buiten het beslag zijn gebleven en de aanwezigheid van overige vermogensbestanddelen, terwijl de rechtbank niets concreets heeft vastgesteld over de bedrijfsactiviteiten van de betrokken rechtspersonen en de gevolgen van de gelegde beslagen voor hun bedrijfsvoering.
Voor zover dit oordeel ertoe strekt dat zich een wanverhouding voordoet tussen de waarde van het inbeslaggenomene en de hoogte van de eventueel op te leggen betalingsverplichting, is het niet toereikend gemotiveerd, in het licht van de (onder 2.3.3 weergegeven) mededeling van de officier van justitie dat het witwasproces-verbaal en de rapportage wederrechtelijk verkregen voordeel nog niet zijn opgesteld, en dat in een eerste berekening van een voordeel van 41 miljoen - nadien bijgesteld naar 46 miljoen - euro wordt uitgegaan.
3.Beslissing
18 februari 2020.