ECLI:NL:HR:2020:46
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J. Koopman
- P.M.F. van Loon
- L.F. van Kalmthout
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting
In deze zaak heeft belanghebbende, een individu te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 11 juli 2018, met nummer BK-17/00934. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 17/3459) die betrekking had op de navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2013, alsook op de beschikking inzake belastingrente die aan belanghebbende was opgelegd. De Staatssecretaris van Financiën heeft in deze procedure een verweerschrift ingediend, waarin hij de standpunten van belanghebbende betwistte.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, zoals bepaald in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit betekent dat de klachten niet relevant waren voor de rechtseenheid of de ontwikkeling van het recht.
In de beslissing heeft de Hoge Raad ook de proceskosten besproken, maar er werd geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris van Financiën te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2020 door vice-president R.J. Koopman, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, en in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Cichowski.