ECLI:NL:HR:2020:876

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 mei 2020
Publicatiedatum
14 mei 2020
Zaaknummer
19/00926
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over erfdienstbaarheid van overpad en verkrijging door verjaring

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 november 2018. Eiser werd bijgestaan door advocaat J.H.M. van Swaaij, terwijl de verweerders, gezamenlijk aangeduid als [verweerders], werden vertegenwoordigd door advocaat H.J.W. Alt. De Hoge Raad heeft de klachten van eiser over het arrest van het hof beoordeeld. De kern van de zaak betreft de vraag of erfdienstbaarheid van overpad kan worden verkregen door verjaring, in het bijzonder op basis van artikel 3:105 BW in verbinding met artikel 3:306 BW. Tevens werd de vraag behandeld of de bezitsdaden van eiser voldoende waren om aan te tonen dat er sprake was van bezit in de zin van het Burgerlijk Wetboek. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot was dat het cassatieberoep moest worden verworpen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van eiser niet konden leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. Dit oordeel werd niet verder gemotiveerd, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerders zijn begroot op € 407,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/00926
Datum15 mei 2020
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: J.H.M. van Swaaij,
tegen
1. [verweerder 1],
2. [verweerster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna gezamenlijk: [verweerders],
advocaat: H.J.W. Alt.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/05/235825/HA ZA 12-779 van de rechtbank Oost-Nederland van 9 januari 2013 en 13 maart 2013 en van de rechtbank Gelderland van 12 februari 2014;
de arresten in de zaak 200.152.155 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 januari 2015 en 20 november 2018.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof van 20 november 2018 beroep in cassatie ingesteld.
[verweerders] hebben een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor [verweerders] toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerders] begroot op € 407,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, M.V. Polak, M.J. Kroeze en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
15 mei 2020.