ECLI:NL:HR:2021:1237

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
9 september 2021
Zaaknummer
19/04368
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van het arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake medeplichtigheid aan vervaardigen van amfetamine

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 september 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was beschuldigd van medeplichtigheid aan het medeplegen van het vervaardigen van amfetamine door een woning ter beschikking te stellen waar een amfetaminelaboratorium was aangetroffen. Het hof had geoordeeld dat de verdachte opzettelijk behulpzaam was geweest bij het vervaardigen van amfetamine, maar de Hoge Raad oordeelde dat dit oordeel niet toereikend was gemotiveerd. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie over het vereiste van dubbel opzet en concludeerde dat het hof onvoldoende had vastgesteld dat de verdachte opzettelijk betrokken was bij het gebruik van de woning voor de vervaardiging van amfetamine. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling.

De zaak betreft een complexe strafrechtelijke kwestie waarin de verdachte, die een voorlopige koopovereenkomst had gesloten voor de woning, werd beschuldigd van medeplichtigheid aan de productie van synthetische drugs. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet voldoende had aangetoond dat de verdachte op de hoogte was van de activiteiten in de woning en dat er andere personen toegang hadden tot de woning. Dit leidde tot de conclusie dat de bewijsvoering niet voldeed aan de eisen van wettigheid en overtuigendheid, wat resulteerde in de vernietiging van het hofarrest en de terugverwijzing van de zaak.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/04368
Datum14 september 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 september 2019, nummer 20-000896-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben A.B.E. van Kan en A. Cinar, beiden advocaat te Heerlen, bij schriftuur en aanvullende schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer over het oordeel van het hof dat de verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij het medeplegen van het vervaardigen van amfetamine.
2.2.1
Ten laste van de verdachte heeft het hof bewezenverklaard dat:
“ [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] op 26 maart 2015 te Well, gemeente Bergen, tezamen en in vereniging, opzettelijk hebben vervaardigd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, bij het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest door de woning gelegen aan [a-straat 1] aan die [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] ter beschikking te stellen.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
“Bewijsmiddelen
Naar aanleiding van een melding door de regionale meldkamer te Limburg omstreeks 16.20 uur ging de politie op 26 maart 2015 naar de woning gelegen aan [b-straat 1] te Well. Volgens de melding zou er een schietpartij hebben plaatsgevonden. (...)
In het kader van het onderzoek is [betrokkene 1] als getuige gehoord. [betrokkene 1] heeft verklaard dat hij op 26 maart 2015 over de [b-straat ] reed. Op de kruising van de [a-straat ] te Well met de [b-straat ] zag [betrokkene 1] dat er vier mannen liepen. Deze mannen liepen vanuit de [a-straat ] in de richting van de [b-straat ] naar het bos. Deze mannen droegen allemaal minimaal één tas, waaronder een gele Jumbotas. Ook getuige [betrokkene 2] - woonachtig aan [a-straat 2] te Well - zag dat op 26 maart 2015, omstreeks 16.20 uur, vier personen in de richting van het bos liepen.
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] kwamen op 26 maart 2015, omstreeks 16.45 uur, aan bij de kruising van de [a-straat ] met de [b-straat ] . Deze verbalisanten hoorden dat een collega een getuige had gesproken, die had verklaard dat vier mannen over de [a-straat ] in de richting van de [c-straat] liepen. Deze vier mannen zouden bigshopper tassen bij zich dragen. Naar aanleiding van deze informatie reden [verbalisant 2] en [verbalisant 1] over de [a-straat ] in de richting van de [c-straat] . Na ongeveer een kilometer te hebben gereden, zagen [verbalisant 2] en [verbalisant 1] dat een aantal personen in het bosperceel liep en dat die personen tassen bij zich droegen. Omdat de politie nog uitging van een mogelijke schietpartij, werd op versterking gewacht alvorens de in het bosperceel waargenomen personen te benaderen.
Uiteindelijk zijn in het bosperceel vier mannen in de directe nabijheid van elkaar aangehouden. Het gaat om [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] . Deze personen zijn op 26 maart 2015 tussen omstreeks 16.50 uur en omstreeks 17.00 uur aangehouden. Verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben gerelateerd dat zij hadden gezien dat in het bosperceel bij de drie mannen die zij in het zicht hadden diverse bigshopper tassen c.q. tassen op de grond lagen. In het bosperceel alwaar de mannen werden aangehouden, zijn verschillende goederen aangetroffen, waaronder (big shopper) tassen. Het gaat om: Albert Heijn tassen (bigshoppers, twee stuks) met daarin diverse zwarte latex handschoenen, lege blikjes, een halfgelaatsmasker en kleding, een Jumbo tas, een Converse tas en een blauwe reistas met daarin (onder andere) een halfgelaatsmakser, een filter in verpakking, veiligheidsbrillen in verpakking en werkhandschoenen. Uit het rapport van het NFI d.d. 12 april 2018 volgt dat op een hengsel van één van de tassen DNA-materiaal dat matcht met [medeverdachte 5] is aangetroffen. Eveneens is DNA-materiaal dat matcht met [medeverdachte 5] aangetroffen op de binnenrand van een (halfgelaats)masker. In beide gevallen is de matchkans kleiner dan één op één miljard.
Voorts zijn onder [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] diverse goederen aangetroffen:
- in de linkerbroekzak van [medeverdachte 4] is een paar zwarte latex handschoenen aangetroffen en 99 sigarettenpeuken;
- in de broekzak van [medeverdachte 5] zijn twee gele briefjes aangetroffen.
- op één briefje staan diverse getallen en op het andere briefje staat:
‘stomen
80 of 85 liter
140 graden brengen,
stoompin erin
en op 155 houden tot aan einde,
stoomvat op 4 bar laten.’
- verbalisant [verbalisant 6] heeft daaromtrent gerelateerd dat hij vermoedde dat de op het briefje geschreven tekst aantekeningen betreffen voor het productieproces van synthetische drugs. [verbalisant 6] kreeg dit vermoeden omdat hij - door werkervaring bij het Team Ondermijning - bekend is met het productieproces van synthetische drugs en hem bekend is dat een stoomvat wordt gebruikt voor de productie van synthetische drugs;
- bij de fouillering van [medeverdachte 1] is een paar zwarte Pu-flex rubber handschoenen aangetroffen;
- voorts is bij de insluitingsfouillering van [medeverdachte 1] een sleutelbos aangetroffen. Deze sleutelbos was voorzien van een klapsleutel, die toebehoort aan een voertuig van het merk Volkswagen. Tevens hingen aan deze sleutelring een tweetal blanke sleutels en een zwart transponderkastje met oranje knoppen. Verbalisanten zagen dat het erf waarop de woning, [a-straat 1] te Well, stond, was omheind met een hekwerk. Aan de voorzijde van het erf was een poort die toegang gaf tot het erf. Deze poort was voorzien van een op afstand bestuurbare inrichting om de poort te kunnen openen. Verbalisanten constateerden dat met de onder [medeverdachte 1] aangetroffen transponder de toegangspoort naar de woning gelegen aan de [a-straat 1] te Well kon worden geopend;
- onder [medeverdachte 6] is een paar zwarte latex handschoenen aangetroffen. Voorts blijkt dat ‑ tijdens de aanhouding - onder [medeverdachte 6] een plastic zak werd aangetroffen. In deze plastic zak zat onder andere een blauwe spijkerbroek van het merk Antony Morato, type Don Giovanni. In deze spijkerbroek werd een Nederlands rijbewijs aangetroffen dat was afgegeven aan [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] . [medeverdachte 6] droeg een vest van hetzelfde merk, Antony Morato, als de spijkerbroek, aangetroffen in deze tas en droeg een onderbroek van het merk ZIKI, hetzelfde merk als de onderbroek, aangetroffen in deze tas.
Getuige [betrokkene 3] heeft verklaard dat hij op 26 maart 2015 twee personen zag lopen bij de woning gelegen aan de [a-straat 1] te Well. De woning stond volgens [betrokkene 3] al een aantal jaren leeg. [betrokkene 3] zag op een gegeven moment dat één van de twee personen richting de poort liep van de woning gelegen aan de [a-straat 1] . Vervolgens hoorde hij dat iemand aan de poort zat. Op het moment dat [betrokkene 3] zag dat de politie in Well aanwezig was, heeft hij de meldkamer geïnformeerd over de omstandigheid dat hij twee personen bij voornoemde woning had gezien. Naar aanleiding van de door [betrokkene 3] gedane melding gaat de politie naar de woning gelegen aan de [a-straat 1] te Well.
Verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] zagen dat aan de achterzijde van de woning een personenauto stond geparkeerd. Het betrof een personenauto van het merk Toyota, type Yaris, in de kleur grijs en voorzien van het kenteken [kenteken] . Uit het onderzoek is gebleken dat voornoemde personenauto op naam stond van verhuurbedrijf [A] en dat de auto was gehuurd door een persoon die zich heeft gelegitimeerd met een rijbewijs en een paspoort als [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] . Voorts zagen [verbalisant 7] en [verbalisant 8] dat er in de kamer op de begane grond van de woning gelegen aan de [a-straat 1] te Well, diverse jerrycans en gasflessen stonden. Tevens roken zij een penetrante chemische geur afkomstig uit de woning. Hierop ontstond bij de verbalisanten het vermoeden dat er in de woning synthetische drugs werd geproduceerd. In afwachting van de komst van de Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmanteling (LFO) werd de woning onder bewaking gesteld. Na verkenning van de woning door medewerkers van het LFO op (onder andere) 26 maart 2015, van omstreeks 21.35 uur tot 23.35 uur, blijkt dat een aantal ruimten van de woning in gebruik is ten behoeve van de productie van amfetamine middels de Leuckartmethode met behulp van BMK:
- de woonkamer, ruimte A, was ingericht met productiemiddelen en chemicaliën ten behoeve van de 1e en 2e kookstap van amfetamine en een stoomdestillatieopstelling bestaande uit een rvs kookketel en een gemodificeerde gasfles (stoomgenerator) ten behoeve van het zuiveren van de ruwe amfetamine-base(olie). Met behulp van een warmtebeeldcamera bleek dat de stoomgenerator een temperatuur had van ongeveer 43 °C (omgevingstemperatuur 19 °C). Kennelijk was deze opstelling vrij recent gebruikt ten behoeve van het zuiveren van de ruwe amfetamine-base(olie);
- een kamer, ruimte B, was ingericht ten behoeve van het afvoeren van vrijgekomen dampen tijdens het vervaardigen van synthetische drugs in ruimte A. In deze ruimte stonden twee 1000 liter containers ingericht en in gebruik als gaswasser;
- de keuken, ruimte C, was in gebruik voor de opslag van productiemiddelen en verpakkingen met chemicaliën ten behoeve van de vervaardiging van synthetische drugs;
- een kamer, ruimte D, was ingericht en in gebruik met een groot aantal 120 liter klemdekselvaten ten behoeve van het logen van de ruwe zure amfetamine-base(olie);
- een ruimte, ruimte E, was in gebruik ten behoeve van de opslag van verpakkingen met chemicaliën;
- een douche, ruimte F, was in gebruik voor de opslag van een 220 liter dopvat.
Van de aangetroffen productiemiddelen en chemicaliën werden monsters genomen. Er werden (onder meer) monsters genomen van: een maatbeker gevuld met in totaal ongeveer vijftien liter vloeistof met vlies, een RVS pan gevuld met zure, bruinkleurige vloeistof, een afvalemmer gevuld met circa 40 liter heldere vloeistof, een dopvat gevuld met ongeveer 150 liter bruine zure vloeistof. Uit het rapport van het NFI d.d. 11 april 2015 blijkt dat de verschillende monsters amfetamine dan wel BMK bevatten. Amfetamine is vermeld op lijst I van de Opiumwet, BMK op bijlage I van de Verordening EG nummer 273/2004 inzake drugsprecursoren.
Gelet op hetgeen medewerkers van het LFO hebben aangetroffen, alsmede gelet op de tijdsduur van de verschillende fasen van het productieproces, is het volgens het LFO zeer aannemelijk dat de productieplaats langer dan drie dagen, dus vóór 23 maart 2015 op de locatie ( [a-straat 1] te Well) aanwezig was. In totaal is (in de woonkamer en in ruimte D-logen) 207,6 liter amfetaminebase(olie) aangetroffen. Met deze hoeveelheid aangetroffen amfetaminebase(olie) is het mogelijk tussen de 269,8 (onversneden/zuiver/droog) en 415-622 kilogram natte en mogelijk versneden amfetaminesulfaat/pasta te vervaardigen.
Uit het onderzoek blijkt dat de verdachte met de (voormalige) eigenaar van de woning gelegen aan de [a-straat 1] te Well - [betrokkene 4] - een voorlopige koopovereenkomst is overeengekomen en dat de verdachte vanaf september 2014 over de woning kon beschikken. Hij heeft hier ook zelf gewoond.
In de keuken van de woning (ruimte C) is een stuk karton met aantekeningen aangetroffen. Deze aantekeningen omschrijven onder andere de verhoudingen van chemicaliën die nodig zijn voor de vervaardiging van amfetamine volgens de Leuckartmethode, alsmede de tijdsduur die nodig is voor dit proces. Voorts is in de keuken een notitieblok met aantekeningen gevonden, die eveneens de vervaardiging van amfetamine (in grotere hoeveelheden) volgens de Leuckartmethode beschrijven. Op geschreven bladzijden uit dit, in een la gevonden, notitieblok werden verschillende dactyloscopische sporen aangetroffen. Meerdere van deze sporen komen overeen met de geregistreerde vingerafdrukken van [medeverdachte 5] .
In de woonkamer van de woning (ruimte A) is een fles Ice Tea aangetroffen. Er is een bemonstering gemaakt van de op de drinkrand van de fles Ice Tea aangetroffen biologische sporen (speeksel). Na onderzoek door het NFI bleek dat sprake was van een match met [medeverdachte 5] . De matchkans is kleiner dan één op één miljard.
In de woonkamer van de woning is eveneens een drinkpakje Wicky gevonden. Er is bemonstering gemaakt van de op de drinkrand van het pakje Wicky aangetroffen biologische sporen (speeksel). Uit onderzoek van het NFI blijkt dat sprake was van een match met [medeverdachte 3] . De matchkans is kleiner dan één op één miljard.
In de woonkamer (ruimte A) zijn ook zwarte latex handschoenen gevonden. Deze handschoenen zijn bemonsterd. Uit onderzoek van het NFI blijkt dat in deze handschoenen DNA-materiaal is aangetroffen dat matcht met [medeverdachte 6] , de matchkans is kleiner dan één op één miljard. Ook zijn daarin DNA-nevenmerken matchend met [medeverdachte 3] aangetroffen (matchkans niet berekend).
In ruimte D - de loogruimte - werden meerdere zwarte latex handschoenen aangetroffen. Deze handschoenen zijn bemonsterd. Na onderzoek door het NFI is komen vast te staan dat DNAmateriaal matchend met [medeverdachte 6] is aangetroffen in handschoenen, die zijn gevonden in ruimte D, de ruimte die als loogkamer werd gebruikt.
Algemene overweging
Het hof stelt voorop dat selectie en waardering van het bewijs aan de feitenrechter is voorbehouden. Dit betekent dat ingeval het tenlastegelegde bewezen wordt geacht, het aan het hof is voorbehouden om, binnen de door de wet getrokken grenzen, van het beschikbare materiaal datgene tot bewijs te bezigen wat deze uit het oogpunt van betrouwbaarheid daartoe dienstig voorkomt en terzijde te stellen wat hij voor het bewijs van geen waarde acht. De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven weergegeven bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Verweer van de verdediging strekkende tot vrijspraak van het subsidiair ten laste gelegde
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen subsidiair aan de verdachte ten laste is gelegd. Daartoe is - zakelijk weergegeven en op gronden zoals verwoord in de overgelegde pleitnota - het navolgende aangevoerd.
Er zijn geen sporen(drager) aangetroffen op grond waarvan de verdachte in verband kan worden gebracht met het amfetaminelaboratorium. De ruimtes waarin dit laboratorium was aangetroffen, waren afgesloten. Dat er op voorwerpen (niet direct het laboratorium) DNA-sporen van de verdachte zijn aangetroffen, wekt geen bevreemding omdat de verdachte - zoals hij zelf heeft verklaard - bij tijd en wijle in de woning verbleef. De verklaring van de verdachte over zijn verblijf omstreeks 23 maart 2015 - inhoudende dat hij in Veldhoven is geweest om betalingsverplichtingen betreffende de aankoop van de woning na te komen en dat hij naar de [betrokkene 4] is gegaan, die op geringe afstand van het pand in Well wonen - is weliswaar niet controleerbaar, maar op basis daarvan kan niet worden vastgesteld dat hij als medeplichtige betrokken is geweest bij de productie van amfetamine.
Aan de verdachte kan wellicht een bepaalde mate van naïviteit worden verweten, maar er is geen sprake van opzet. Bovendien is de verdachte niet samen met de andere verdachten aangehouden, rook de verdachte niet naar amfetamine, kunnen geen van de aangetroffen voertuigen aan de verdachte worden gelinkt, bevindt zich in het dossier geen belastende verklaring en vindt de lezing van de verdachte voor wat betreft het opknappen van de woning steun in de verklaring van [betrokkene 5] .
Oordeel van het hof
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte als medeplichtige betrokken is geweest bij de productie van amfetamine in de woning gelegen aan de [a-straat 1] te Well.
Het hof stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op de behulpzaamheid als zodanig - in het onderhavige geval het beschikbaar stellen van de woning ‑ maar ook dat het opzet van de verdachte - al dan niet in de vorm van voorwaardelijk opzet - was gericht op het door de dader(s) gepleegde misdrijf (het gronddelict), in deze zaak de productie van amfetamine. Daarbij geldt dat het opzet van de medeplichtige niet gericht behoeft te zijn op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan. Onder die precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan, is ook begrepen of het gronddelict al dan niet in deelneming wordt begaan.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte met de eigenaar van de woning gelegen aan de [a-straat 1] te Well een voorlopig koopcontract is overeengekomen. Voorts blijkt daaruit dat de verdachte vanaf september 2014 de beschikking had over deze woning.
Het standpunt van de verdediging is, dat de verdachte géén weet had van wat zich in de woning bevond, omdat iemand anders, buiten zijn medeweten, het aangetroffen drugslaboratorium had opgebouwd.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij - teneinde de taxatiewaarde van de woning te verhogen - de muren in de woning wilde laten stukadoren. De verdachte was destijds eigenaar van een kartbaan en de verdachte raakte aldaar met ene [betrokkene 6] in gesprek over het opknappen van de woning te Well. [betrokkene 6] is vervolgens een aantal keer in Well geweest om de woning te bekijken. [betrokkene 6] zou op 23 maart 2015 beginnen en had drie weken de tijd om de woning op te knappen. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij zelf op 17 maart 2015 voor de laatste keer bij de woning aan de [a-straat 1] te Well is geweest. De verdachte weet niet wat de achternaam van [betrokkene 6] is. Het telefoonnummer van [betrokkene 6] stond, aldus verdachte, in de telefoon van de verdachte onder de naam ‘ […] ’.
De verdachte heeft later bij de politie verklaard dat hij nog geen geld aan [betrokkene 6] had betaald voor het opknappen van de woning. De verdachte zou achteraf - contant - betalen. Voorts heeft de verdachte - in tegenstelling tot zijn eerdere verklaring - verklaard dat [betrokkene 6] niet alleen de muren zou stukadoren, maar ook dat hij de kozijnen van de buitendeur zou vervangen, de keuken opgehangen moest worden en een poort rechtgezet diende te worden.
De telefoon van de verdachte is in beslag genomen. Naar aanleiding van de door de verdachte gegeven verklaring betreffende het contact ‘ […] ’ heeft de politie in de telefoon van de verdachte naar deze naam gezocht, waarbij rekening is gehouden met verschillende schrijfwijzen van deze naam. Er is evenwel geen contact met de naam ‘ […] ’ aangetroffen.
Evenmin werd een contact aangetroffen dat was opgeslagen onder de naam ‘ [betrokkene 6] ’. De verdachte heeft later bij de rechter-commissaris hieromtrent verklaard dat hij via de telefoon contact had met [betrokkene 6] en dat hij het nummer van [betrokkene 6] niet meer heeft. De verdachte heeft het nummer van [betrokkene 6] gewist, omdat hij - op het moment dat hij hoorde van het aangetroffen amfetaminelaboratorium - alles uit paniek heeft gewist. De verdachte wil geen antwoord geven op de vraag over welke naam hij het telefoonnummer van [betrokkene 6] in zijn mobiele telefoon had opgeslagen.
Het hof acht de door de verdachte afgelegde verklaring niet aannemelijk geworden en schuift die terzijde. Aan dit oordeel ligt in het bijzonder ten grondslag dat de verdachte geen nadere gegevens van [betrokkene 6] bekend zijn, dit terwijl de verdachte - volgens zijn eigen verklaring - [betrokkene 6] al langer kent. De verdachte heeft bovendien - naar hij zegt - het telefoonnummer dat van [betrokkene 6] zou zijn uit zijn telefoon verwijderd.
De door de verdachte afgelegde verklaring kan dus op geen enkele wijze worden geverifieerd. Bovendien heeft de verdachte wisselende verklaringen afgelegd betreffende de werkzaamheden die [betrokkene 6] aan de woning gelegen aan de [a-straat 1] te Well zou gaan verrichten. Zo heeft de verdachte eerst verklaard dat (alleen) stucwerkzaamheden zouden plaatsvinden. Later heeft de verdachte verklaard dat - naast het laten uitvoeren van stucwerkzaamheden - ook werkzaamheden aan kozijnen, de keuken en een poort moesten worden verricht.
Het hof is van oordeel dat in het algemeen degene die beschikt over een woning en de toegang tot die woning, weet heeft van wat er zich in die woning bevindt. De verdachte had een (voorlopig) koopcontract gesloten betreffende de woning gelegen aan de [a-straat 1] te Well. De verdachte kwam ook in de woning. Hij had beschikkingsmacht over die woning. Daarnaast had de verdachte - als toekomstig eigenaar van de betreffende woning - zeggenschap over hetgeen in en rondom de woning zou plaatsvinden.
In de woning van de verdachte is op 26 maart 2015 een drugslaboratorium aangetroffen, ter zake waarvan is gerelateerd dat het zeer aannemelijk is dat de betreffende productieplaats meerdere dagen in de woning gelegen aan de [a-straat 1] te Well aanwezig is geweest.
Gelet op het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte op de hoogte is geweest, althans een zekere mate van wetenschap had, van hetgeen in de woning gelegen aan de [a-straat 1] te Well heeft plaatsgehad en dat hij opzettelijk behulpzaam is geweest door de woning aan [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] ter beschikking te stellen voor de productie van synthetische drugs. Hetgeen subsidiair ten laste is gelegd, is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.”
2.3
Het hof heeft bewezenverklaard dat de verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij het plegen van een misdrijf, te weten het medeplegen van het vervaardigen van amfetamine. Daartoe is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op het behulpzaam zijn als bedoeld in artikel 48, aanhef en onder 1°, van het Wetboek van Strafrecht, maar ook dat verdachtes opzet al dan niet in voorwaardelijke vorm was gericht op dit misdrijf (vgl. HR 13 november 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD4372).
2.4
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte met betrekking tot de woning waarin het amfetaminelaboratorium werd aangetroffen een voorlopige koopovereenkomst had gesloten, de woning sinds september 2014 ter beschikking had en hier zelf ook kwam. Verder heeft het hof overwogen dat de wisselende verklaringen die de verdachte heeft afgelegd over de werkzaamheden die ene [betrokkene 6] aan die woning zou gaan verrichten, niet aannemelijk zijn geworden. Het hof heeft op basis van deze vaststellingen bewezenverklaard dat de verdachte op 26 maart 2015 “opzettelijk behulpzaam is geweest bij” het medeplegen van het vervaardigen van amfetamine. Dat oordeel is niet toereikend gemotiveerd. Daarbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat in de vaststellingen van het hof besloten ligt dat behalve de verdachte ook andere personen toegang hadden tot de woning en het hof geen nadere vaststellingen heeft gedaan met betrekking tot bijvoorbeeld de aanwezigheid van de verdachte in de woning gedurende de periode van meerdere dagen dat het “zeer aannemelijk” was dat het amfetaminelaboratorium aanwezig was in de woning, dan wel andere vaststellingen heeft gedaan waaruit het opzet van de verdachte ‑ al dan niet in voorwaardelijke vorm - op het gebruik van de woning voor de vervaardiging van amfetamine blijkt.
2.5
De klacht is gegrond. Dat brengt mee dat bespreking van het restant van het cassatiemiddel niet nodig is.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 september 2021.