Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Uitgangspunten in cassatie
6 januari 2014 ingetrokken met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 oktober 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de giftenaftrek van belanghebbende, die in zijn aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 2012 en 2013 een contante gift aan een ANBI-instelling heeft opgevoerd. De Belastingdienst had de ANBI-status van deze instelling ingetrokken na een onderzoek, en de FIOD had strafrechtelijke onderzoeken ingesteld naar het gebruik van valse giftkwitanties. Belanghebbende had navorderingsaanslagen ontvangen, waarbij de giftenaftrek was gecorrigeerd. Het Hof had geoordeeld dat de Inspecteur beschikte over een nieuw feit dat de navordering rechtvaardigde, gebaseerd op de bevindingen van het strafrechtelijk onderzoek. Belanghebbende ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende verworpen. Het eerste middel, dat stelde dat het strafrechtelijk onderzoek geen nieuw feit kon opleveren omdat het onderzoek was gestart vóór de definitieve aanslag, faalde. De Hoge Raad oordeelde dat de kennis die in het kader van het strafrechtelijk onderzoek aanwezig was, niet zonder meer aan de Inspecteur kon worden toegerekend. Het Hof had terecht geoordeeld dat er geen aanknopingspunten waren voor de veronderstelling dat de Inspecteur vóór het opleggen van de aanslag bekend was met de feiten uit het strafrechtelijk onderzoek.
De overige middelen konden evenmin tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom de klachten niet tot cassatie leidden, aangezien dit niet van belang was voor de ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en legde geen proceskosten op.