ECLI:NL:HR:2021:1877

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 december 2021
Publicatiedatum
10 december 2021
Zaaknummer
20/01830
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over meldplicht drugsprecursoren en prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 december 2021 uitspraak gedaan in een cassatieberoep ingesteld door het openbaar ministerie. Het beroep betreft een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 11 juni 2020, waarin de verdachte was vrijgesproken van het niet voldoen aan de meldplicht zoals opgenomen in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 273/2004. Deze verordening verplicht tot informatieverstrekking bij het vervoeren, ontvangen, opslaan of voorhanden hebben van grote hoeveelheden drugsprecursoren, stoffen die vaak worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen. De Hoge Raad heeft in deze zaak de reikwijdte van de meldplicht ex artikel 8 van de verordening onderzocht.

De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de behandeling van het cassatieberoep schorst en vragen van uitleg aan het Hof van Justitie van de Europese Unie stelt. Dit verzoek is gedaan in samenhang met een andere zaak (20/01829), waarin de Hoge Raad op dezelfde datum een verzoek heeft ingediend bij het Hof van Justitie EU om uitspraak te doen over de geformuleerde prejudiciële vragen. De beantwoording van deze vragen is van belang voor de beoordeling van het cassatieberoep in deze zaak.

De Hoge Raad heeft besloten om iedere verdere beslissing aan te houden totdat het Hof van Justitie van de Europese Unie uitspraak heeft gedaan in de samenhangende zaak. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/01830
Datum14 december 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 11 juni 2020, nummer 20-001417-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door het openbaar ministerie. Het heeft bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft ertoe geconcludeerd dat de Hoge Raad de behandeling van het cassatieberoep schorst en vragen van uitleg, verband houdende met art. 8, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 273/2004, stelt aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.

2.Verzoek om een prejudiciële beslissing

In de samenhangende zaak 20/01829 heeft de Hoge Raad bij arrest van 14 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1841, bij het Hof van Justitie van de Europese Unie een verzoek ingediend uitspraak te doen over de in dat arrest geformuleerde prejudiciële vragen.
Omdat de beantwoording van die vragen door het Hof van Justitie van de Europese Unie van belang is voor de beoordeling van het cassatieberoep in deze zaak, zal de Hoge Raad ook in deze zaak iedere verdere beslissing aanhouden.

3.Beslissing

De Hoge Raad houdt iedere verdere beslissing aan totdat het Hof van Justitie van de Europese Unie in voormelde samenhangende zaak naar aanleiding van het daarin omschreven verzoek uitspraak zal hebben gedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien, M.J. Borgers, M. Kuijer en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 december 2021.