ECLI:NL:HR:2021:1897
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard in bestuursrechtelijke zaak tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 december 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] te [Z] tegen de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het cassatieberoep was gericht tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 10 maart 2021, nr. 19/5216 WIA, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nr. 17/3615) betreffende een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep niet kunnen slagen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 17 december 2021, waarbij de vice-president R.J. Koopman als voorzitter fungeerde, bijgestaan door de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en M.T. Boerlage, en in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.