Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen
4.Beslissing
16 maart 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 maart 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een verdachte die in 2010 betrokken was bij de beschadiging van een garagedeur en vernieling van ruiten in de voordeur van een kennis na een gezamenlijk bezoek aan de Tilburgse kermis. De verdachte had hoger beroep ingesteld, maar dit werd door het hof niet als geldig ingetrokken beschouwd, omdat er geen akte van intrekking was opgemaakt. De verdachte had echter wel een e-mail gestuurd naar de griffie van het hof waarin hij aangaf van het hoger beroep af te willen zien. Het hof oordeelde dat deze e-mail niet voldeed aan de vereisten voor een formele intrekking.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het hof ten onrechte heeft vastgesteld dat het hoger beroep niet als ingetrokken kon worden beschouwd. De Hoge Raad verwijst naar een eerdere uitspraak (ECLI:NL:HR:2015:2750) waarin werd gesteld dat de enkele omstandigheid dat er geen akte van intrekking is opgemaakt, niet ten nadele van de verdachte mag strekken. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof en wijst de zaak terug naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling. Dit arrest benadrukt het belang van de communicatie van de verdachte en de noodzaak voor de rechterlijke macht om deze op een juiste manier te interpreteren.