Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
11 mei 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 mei 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 4 februari 2020. De verdachte was beschuldigd van het voorhanden hebben van twee pistolen, een geluiddemper en munitie, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie (WWM). De verdediging voerde aan dat er sprake was van een vormverzuim dat was begaan buiten het voorbereidend onderzoek, wat zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en bewijsuitsluiting. Het hof had echter geoordeeld dat het verzuim niet van invloed was op de vervolging van de verdachte in deze zaak, omdat het verzuim betrekking had op andere feiten.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet voldoende had gemotiveerd waarom het vastgestelde verzuim niet van bepalende invloed was op het opsporingsonderzoek. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere rechtspraak en concludeerde dat het hof had moeten beoordelen of het verzuim, indien bevestigend, rechtsgevolgen had moeten hebben. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in het voorbereidend onderzoek en de gevolgen van vormverzuimen voor de rechtsgang. De Hoge Raad bevestigt dat vormverzuimen die zijn begaan buiten het voorbereidend onderzoek, onder bepaalde omstandigheden, toch rechtsgevolgen kunnen hebben als zij bepalend zijn voor de vervolging van de verdachte.