ECLI:NL:HR:2022:1178

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
21/04817
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake belasting van personenauto's en motorrijwielen

In deze zaak heeft [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 oktober 2021. De zaak betreft een hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland, waarin het ging om door belanghebbende op aangifte voldane bedragen aan belasting van personenauto's en motorrijwielen. De belanghebbende was vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, terwijl de Staatssecretaris van Financiën, die als verweerder optrad, werd vertegenwoordigd door [P].

De Hoge Raad heeft de door belanghebbende voorgestelde middelen beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze middelen niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft in dit geval geen verdere motivering hoeven geven, aangezien de beoordeling van de middelen niet noodzakelijkerwijs vragen opriep die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en is openbaar uitgesproken op 9 september 2022.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/04817
Datum9 september 2022
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 oktober 2021, nrs. 19/01401 tot en met 19/01409 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 18/2543 en AWB 18/2545 tot en met 18/2552) betreffende door belanghebbende op aangifte voldane bedragen aan belasting van personenauto's en motorrijwielen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 9 september 2022.