Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
15 november 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte was beschuldigd van rijden onder invloed van alcohol op 14 oktober 2017 te Rotterdam. De verdachte had een alcoholgehalte van 505 microgram per liter uitgeademde lucht, vastgesteld door een ademanalyse. Tijdens de procedure in hoger beroep verzocht de verdediging om twee verbalisanten te horen als getuigen, om de rechtmatigheid van het ademanalyseonderzoek te betwisten. Het hof wees dit verzoek af, omdat het onvoldoende was onderbouwd. De verdediging stelde dat de verdachte niet om een tegenonderzoek had gevraagd omdat hij pas twee jaar later het proces-verbaal had ontvangen. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere arresten over de motiveringseisen voor getuigenverzoeken en oordeelde dat het hof terecht had geoordeeld dat het verzoek niet voldoende was onderbouwd. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarbij werd vastgesteld dat het hof niet onjuist had geoordeeld en dat het verzoek tot het horen van getuigen niet voldeed aan de vereisten.