Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
22 november 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 26 augustus 2021. De verdachte, geboren in 1991, was in deze strafzaak betrokken bij een poging tot moord in een snackbar in Amsterdam, waarbij hij in 2019 meermalen met een vuurwapen op een ander schoot. De Hoge Raad diende te beoordelen of het Openbaar Ministerie (OM) niet-ontvankelijk was in de vervolging, omdat de appelschriftuur te laat was ingediend. Daarnaast werd de vraag gesteld of de wijziging van de regeling omtrent voorwaardelijke invrijheidstelling een wijziging van straf was in de zin van artikel 1.2 van het Wetboek van Strafrecht.
De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft in dit geval geen verdere motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand bleef.