2.2.1De bewezenverklaring van feit 1 in de zaak met parketnummer 18-192987-13 steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. De door verdachte op 15 oktober 2020 ter terechtzitting van het hof afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat [aangeefster 1] in september 2011 tegen mij heeft gezegd: “Laat me met rust, anders bel ik de politie”.
Ik ben op 1 november 2011 in haar woning geweest. Ik heb geprobeerd om haar wat te vragen.
Ik wist toen dat zij geen contact meer met mij wilde.
Op 15 december 2011 was ik in het gebouw van haar Studentenflat en gooide daar een kerstkaart in haar brievenbus. Later ben ik in het flatgebouw waar [aangeefster 1] woonde aangehouden door de politie. Toen was alles al geëscaleerd.
Het klopt dat ik haar op 2 mei 2012 heb opgewacht bij het [B], waar zij stage liep, en dat ik toen met haar ben meegelopen de Albert Heijn in.
Ik kan niet ontkennen dat ik vaker bij [aangeefster 1] ben geweest. Ik wilde met haar om de tafel zitten.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte (pagina 30 t/m 32) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Ik zocht contact met [aangeefster 1] omdat ik een aantal spullen terug wilde hebben en omdat ik een verklaring van haar wilde hebben. In de periode september-oktober [het hof begrijpt: 2011] is er regelmatig ge-sms’t over en weer.
Op 2 november 2011 hingen er posters in en rond de flat van [aangeefster 1] . Ik heb de posters zelf weggehaald.
Op 2 mei 2012 heb ik [aangeefster 1] opgewacht. Ik fietste met haar mee en vroeg of zij wilde stoppen. Dat deed zij niet. Ik zag dat zij aan de [e-straat] de Albert Heijn in ging. Ik liep haar achterna. Ik sprak haar in de winkel weer aan. Ik hoorde en zag dat [aangeefster 1] een medewerker van de Albert Heijn aansprak. Ik werd door de medewerker de zaak uitgezet.
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte (pagina 33 t/m 38) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
(Vraag verbalisanten: Ook in de maanden november en december 2011 heeft u [aangeefster 1] een aantal mails gestuurd. Op 23 oktober 2011 schrijft u in een mail dat ze niet te bereiken is op haar mobiel en dat ze ook haar telefoon in haar flat heeft laten afsluiten. Ook hieruit kan duidelijk worden afgeleid dat zij geen prijs stelde op contact met u. Waarom blijft u haar desondanks benaderen?)
Ik had, zoals ik schrijf in de mail, nog een aantal vragen aan haar. Je kunt het inderdaad uitleggen als een signaal van haar kant dat ze geen contact met mij meer wilde en dat zal het ook zijn geweest. Dat ik toch contact zocht was vooral gelegen in het feit dat ik nog vragen aan haar had.
(Naast mails stuurde u haar in de maanden november en december 2011 ook nog eens 4 kaarten/brieven met steeds dezelfde strekking. U vroeg haar ook om contact met u op te nemen. Uit het feit dat daar niet op werd gereageerd had u toch kunnen afleiden dat [aangeefster 1] geen contact meer met u wilde. Wat is hierop uw reactie?)
[aangeefster 1] is onderdeel geweest van een situatie. Het is natuurlijk niet zo gek dat je dan vragen hebt. Dat houdt niet op bij het moment dat de ander aangeeft dat ze geen contact meer wil. Mijn behoefte om antwoord te krijgen en zaken op te lossen en toe te lichten was sterker dan het besef dat ik geen contact op moest nemen.
(Opmerking verbalisanten: U ontving op of omstreeks 10 februari 2012 een aangetekende brief van [aangeefster 1] met de volgende tekst: “ [verdachte] , ik heb je meerdere malen gezegd dat ik wil dat je me met rust laat en dat ik niets meer met je te maken wil hebben. Sindsdien heb je me op het station opgewacht, brieven geschreven en je bent zelfs mijn flat binnengedrongen. Je valt nu ook mijn flatgenoten lastig. Ik wil dat je hiermee stopt, uit mijn buurt blijft en op geen enkele manier contact met me opneemt. [aangeefster 1] ’’.)
Ik ontving deze brief van [aangeefster 1] . Ik heb toen een brief teruggeschreven. In die brief schreef ik dat ik zou stoppen met het contact, maar ik ben niet opgehouden met het zoeken van een oplossing en daarom zocht ik contact. Ik heb het op een Kort Geding aan laten komen. Nadat ik de stukken had ontvangen die betrekking hadden op het Kort Geding heb ik geen contact meer gezocht. Het zal een week of drie voor 6 juli 2012 zijn geweest.
4. Een kopie van een e-mailbericht d.d. 22 september 2011 van verdachte aan aangeefster [aangeefster 1] , pagina 2 van de bijlage ‘Contact per e-mail’ bij proces-verbaal 2012039076, voor zover inhoudende:
Lieve [aangeefster 1] ,
Hier een mail van mij dus. Ja, ik zit maar te denken over wat je als laatste zei tegen mij. ‘GA WEG’
(...)
Ik wil je zeker niet stalken en ik ga je echt niet opwachten.
(...)
liefs,
[verdachte]
5. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige (pagina 18 t/m 22) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [getuige]:
U heeft mij gevraagd om een getuigenverklaring af te leggen over de stalking waar een ganggenoot van mij, [aangeefster 1] , aangifte van heeft gedaan.
Ik woon nu ongeveer zes jaar aan de [a-straat 1] te [plaats]. Dit is een studentenflat waar ongeveer 140 studenten wonen.
In oktober [het hof begrijpt: 2011] had ik al een aantal keer, ik denk zeker wel drie keer, een man met licht haar, grijs of blond, en een blauwe jas rond onze flat gezien.
Ik heb hem in ieder geval een keer zien fotograferen bij de flat.
Op 23 oktober 2011 omstreeks 10:30 uur kwam ik bij de flat aan. Ik zag dat er een man in het trappenhuis op de derde verdieping bij de deur stond te wachten. Deze man wilde graag met mij mee naar binnen lopen. Ik zei meteen ‘nee’ tegen de man omdat ik het niet vertrouwde. Ik heb de man gevraagd of hij bij iemand op bezoek kwam. Ik hoorde dat de man ‘nee’ zei.
Vlak na bovengenoemd incident belde er op de derde verdieping de politie aan. Zij vertelden mij dat ze naar nummer [001] moesten. Ik wist dat dit de kamer van [aangeefster 1] was. Ik ben later naar haar kamer gegaan om te vragen wat er aan de hand was. [aangeefster 1] vertelde mij dat zij al een tijdje werd lastig gevallen door een man die zij via internet had leren kennen. Deze man had zich anders voorgedaan dan dat hij daadwerkelijk was. Deze man was eerder die middag met [aangeefster 1] mee naar binnen gelopen en zelfs op haar kamer geweest. Ik vroeg haar meteen hoe deze man eruit zag. Ik vroeg haar of de man een blauwe jas had, lichtkleurig haar had en tussen de 40 à 50 jaar oud was, omdat erbij mij een belletje ging rinkelen, aangezien ik eerder een man had gezien die ook mee naar binnen wilde. [aangeefster 1] bevestigde dat dit waarschijnlijk dezelfde man was.
Ik heb de hoofdbewoonsters op de hoogte gebracht van het feit dat [aangeefster 1] werd lastig gevallen. Daarnaast heb ik ook de huismeesters op de hoogte gebracht. Ik heb toen een briefje gemaakt voor op de binnenkant van de deur op de derde verdieping. Hierin vroeg ik de aandacht aan de bewoonsters om alert te zijn op een man die mee naar binnen zou lopen. Daarnaast stond er een omschrijving van de man die [aangeefster 1] lastig viel. Ik heb bij de hoofdbewoonsters aangegeven dat het misschien goed was om de briefjes door de hele flat te hangen. Op de briefjes stond het e-mailadres van de bewonersvereniging.
Op 15 december 2011 kwam er een e-mail op het account van de bewonersvereniging binnen afkomstig van [verdachte] . In deze e-mail stond iets in de trant van “Hierbij een mail van de ‘stalker’.”
Toen deze briefjes in de flat hingen, sprak [verdachte] bewoonsters van de flat aan. We merkten dat de briefjes die we hadden opgehangen op een gegeven moment verdwenen.
Vanaf oktober 2011 tot aan februari/maart 2012 heb ik [verdachte] met regelmaat bij de flat gezien, zeker één keer in de week. Ik kreeg vaak via e-mail bericht dat [verdachte] weer was gesignaleerd bij de flat. Soms kwamen bewoonsters mij in persoon vertellen dat ze hem weer hadden gezien. Ik gaf dit altijd door aan [aangeefster 1] .
Ik heb [verdachte] meerdere keren doordeweeks tussen 17:00 uur en 18:00 uur voor de flat gezien. In januari 2012 kwam er een bewoonster van de derde verdieping bij mij. Ze vertelde mij dat ze was aangesproken door [verdachte] . [verdachte] had tegen haar gezegd: “Jij woont toch op nummer [002] of [003]?” Het is opvallend dat hij dat wist aangezien er 140 studenten in de flat wonen.
Op 21 januari 2012 kwamen twee ganggenoten bij mij en vertelden dat ze [verdachte] waren tegengekomen in het trappenhuis. [betrokkene 1] vertelde mij dat ze de politie wilde bellen, maar dat ze de andere ganggenoot niet alleen wilde laten. Daarom heeft ze gewacht tot er iemand anders in het trappenhuis was. [betrokkene 1] vertelde dat ze diegene had gevraagd te blijven wachten zodat zij de politie kon bellen. Met z’n drieën hebben ze [verdachte] ongeveer 20 minuten aan de praat gehouden totdat er politie kwam. Naar aanleiding van die keer heeft de politie gezegd dat als ze hem opnieuw in de flat zouden aantreffen, dat hij dan een proces-verbaal zou krijgen.
Halverwege april 2012 hoorde ik van de andere bewoonsters dat [verdachte] weer met regelmaat was gesignaleerd bij de flat.
Op 20 april 2012 rond 13:00 uur heb ik [verdachte] op de brug gezien. Toen ik bij de flat aankwam en omkeek zag ik hem staan. [verdachte] keek mij ook aan.
Op 28 april 2012 omstreeks 17:00 uur werd ik gebeld door de hoofdbewoonster [betrokkene 2]. Zij vertelde mij dat [verdachte] er weer stond en dat de politie was gebeld, maar die wilde niet komen.
Op 28 april 2012 omstreeks 17:45 uur belde [aangeefster 1] mij. Ik hoorde dat zij fluisterde. Ze vertelde mij dat [verdachte] er weer stond en ze vroeg mij of ik naar buiten wilde komen zodat ik met haar mee kon lopen naar binnen. Ik hoorde aan haar stem dat ze echt goed bang was, ze durfde er niet langs. Ik vertelde dat [betrokkene 2] wel thuis was en dat ze haar moest bellen. Later hoorde ik dat [aangeefster 1] inderdaad [betrokkene 2] heeft gebeld.
Ik begreep van [betrokkene 2] dat ze daarna opnieuw de politie heeft gebeld en dat [betrokkene 2] er echt op moest aandringen dat er politie zou komen. [aangeefster 1] vertelde mij later die avond dat de politie [verdachte] had meegenomen zodat [aangeefster 1] in ieder geval de flat binnen kon en vervolgens veilig weer weg kon.
Dit had natuurlijk veel impact op [aangeefster 1] , maar ook op de bewoonsters van de flat. Meerdere bewoonsters zijn bang voor [verdachte] .
6. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige (pagina 23 t/m 25) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 3]:
U heeft mij gevraagd om een getuigenverklaring af te leggen over de stalking waar een flatgenote van mij, [aangeefster 1] , aangifte van heeft gedaan. Ik kan u daarover het volgende verklaren.
Ik woon sinds maart 2008 aan de [a-straat 1] te [plaats]. Sinds juli 2011 ben ik hoofdbewoonster van genoemde flat.
In oktober 2011 had [getuige] een voicemailbericht ingesproken op mijn mobiele telefoon. [getuige] is de nestrice van de derde verdieping. Zij gaf hierin aan dat er iets vreemds had plaatsgevonden in de flat. Er was een man in de flat geweest en die had geprobeerd [aangeefster 1] , wonende op de derde etage te bezoeken. Ik hoorde dat hij niet bij [aangeefster 1] binnen was geweest, maar dat wel had gepoogd. Naar aanleiding hiervan is de politie in onze flat geweest. [getuige] kwam namelijk twee politieagenten op de gang tegen die vroegen aan [getuige] naar een kamernummer. Daardoor wist zij dat de agenten bij [aangeefster 1] moesten zijn. [getuige] is later naar [aangeefster 1] toegegaan en heeft aan haar gevraagd of alles goed was. [aangeefster 1] heeft toen gezegd dat zij deze man via internet had leren kennen en dat deze man haar achtervolgde. Dit speelde al langer.
Naar aanleiding hiervan hebben wij, [getuige] en ik, besloten om een beschrijving van deze man in de centrale hal op te hangen. Wij hebben ook op elke verdiepingsdeur deze beschrijving opgehangen. Tevens heb ik een mail aan alle bewoonsters gestuurd met dezelfde inhoud. We hadden hier ook een mailadres gezet waarnaar de reacties konden worden gemaild, dat was [e-mailadres]. Ik heb diverse reacties op gekregen van diverse bewoners.
Op 15 december 2011, omstreeks 20:00 uur, werd er bij mij aangebeld. Ik ben daarop naar het portiek gelopen en zag dat er een man voor de toegangsdeur stond. Ik heb toen de deur geopend en direct stapte de man het portiek binnen. Hij vroeg aan mij of ik [betrokkene 3] was. Hij liep toen naar de door mij en [getuige] opgehangen beschrijving toe en zei dat hij dat was. Hij zei dat hij helemaal niet ongewenst was in de flat. Ik zei tegen hem dat hij wel wist waar en om wie het ging en dat zij geen contact meer met hem wilde. Hij zei toen tegen mij dat dat onzin was. Ik heb hem diverse keren verzocht om weg te gaan, maar dat wilde hij niet. Hij gaf steeds maar weer aan dat wat hij deed niet fout was en dat hij daarom wel in de flat mocht komen. Uiteindelijk kwam een flatgenote, genaamd [betrokkene 2], en haar vriend, genaamd [betrokkene 4], ook in het portiek. [betrokkene 4] vroeg mij of het goed ging. Hij had de man van de opgehangen beschrijving herkend. Ik vroeg beiden om bij mij te blijven staan. Ik was bang dat de situatie zou escaleren, omdat de man echt niet luisterde en ook niet wilde weggaan. Na twee à drie minuten vroeg [betrokkene 4] de man om weg te gaan, maar daar ging de man niet op in. [betrokkene 4] heeft de man nog een aantal keren gevraagd om weg te gaan, maar ook daar reageerde hij niet op. [betrokkene 4] zei toen dat hij de politie zou bellen en toen is de man uiteindelijk toch weggegaan.
Ik ben naar mijn kamer gegaan en zag kort daarna dat ik een mail had ontvangen op mijn emailadres [e-mailadres]. Deze bleek afkomstig van [verdachte] . De inhoud was als volgt: “Goede dag [betrokkene 3] en [getuige]. Hier een mail van de ‘stalker’ zelf. (...) Met vriendelijke groet [verdachte] ”.
Ergens in februari 2012, rond het middaguur, kwam ik bij de flat en zag ik [verdachte] weer staan. Op het moment dat hij mij zag, is hij weggelopen.
7. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige (pagina 26 t/m 27) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 5]:
U heeft mij gevraagd om een getuigenverklaring af te leggen over de stalking waar een bewoonster, [aangeefster 1] , van de flat aan de [a-straat] te [plaats] aangifte van heeft gedaan. Ik kan u daarover het volgende verklaren.
Ik ben namens de woningcorporatie [D] te [plaats] vanaf 2000 als huismeester werkzaam in de flat aan de [b-straat 1] te [plaats]. Daar is mijn kantoor. Tevens verricht ik werkzaamheden in en om de flat die ernaast staat en die is gelegen aan de [a-straat]. Ik ben daar vier dagen per week aanwezig en verricht daar diverse werkzaamheden.
De omgeving van de beide flats wordt bewaakt middels een vijftal camera’s die op diverse punten aan of bij de flat zijn gemonteerd.
Ergens in juni 2011 zag ik een man in de omgeving van de flat aan de [a-straat] lopen. Ik zag dat de man een fotocamera bij zich had. Ik sprak de man aan. Na deze keer zag ik de man steeds vaker rondom de flat lopen. Hij liep daar regelmatig foto’s te maken.
In september 2011 sprak ik een van de hoofdbewoonsters, genaamd [betrokkene 2], mij aan. Zij vertelde mij dat een bewoonster lastig gevallen werd door een man die regelmatig bij en in de flat kwam. De man zou een fotocamera bij zich hebben. Ik wist toen om welke man het ging. Ik heb deze man in de periode hierna diverse keren aangesproken op het moment dat hij zich bij de flat ophield en hem verzocht weg te gaan. De man ging regelmatig met mij in discussie.
In oktober 2011 hebben [getuige] en [betrokkene 3] respectievelijk nestrice en hoofdbewoonster van de flat, brieven in de flat opgehangen. Hierop stond de beschrijving van een man die [aangeefster 1] lastig viel. Die brieven heb ik ook gezien. Het was dezelfde man, met de fotocamera, die ik reeds een aantal keren had aangesproken bij de flat.
Ergens in februari of maart 2012 kwam ik de man ook weer bij de flat tegen. Ik verzocht hem weer om weg te gaan, maat hij wilde dat niet. Uiteindelijk heb ik de man weg moeten duwen bij de flat.
Ergens in april heeft [aangeefster 1] mij gemaild en aangegeven dat ze aangifte van stalking had gedaan. Zij verzocht mij om camerabeelden te bewaren van de momenten dat de man weer bij de flat of bij haar was geweest. Op woensdag 25 april 2012 is de man op de camerabeelden te zien. Op donderdag 26 april 2012 is de man weer op de camerabeelden te zien. Op dinsdag 1 mei 2012 is de man opnieuw op de camerabeelden te zien.
Tevens hebben een aantal bewoonsters van de flat aan de [a-straat] mij aangesproken of gemaild dat de bewuste man weer bij of in de flat was geweest.
8. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (pagina 3 t/m 13) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van aangeefster [aangeefster 1] :
Ik doe aangifte van belaging c.q. stalking met het verzoek strafvervolging in te stellen tegen [verdachte] .
In maart 2011 kwam [verdachte] vrij. Hij vertelde mij dat hij een huis moest zoeken in [plaats]. Hij stond al vrij snel daarna voor mijn deur. Ik heb hem gezegd dat ik hem niet kon helpen. Hij bleef toch het contact aanhouden. Hij stond meerdere keren weer voor de deur. Hij belde heel vaak. Naast bellen stuurde [verdachte] ook sms-berichten. [verdachte] ging steeds weer en verder over mijn grenzen heen door weer voor de deur te staan of mij toch weer op te wachten bij de trein, terwijl ik had aangegeven dit niet te willen.
Ik wilde hem niet meer zien. Ik was bang voor hem. Vooral door hoe opdringerig hij zich gedroeg. [verdachte] stond ook regelmatig voor mijn huis. Met regelmaat bedoel ik zeker twee keer in de week. Soms belde [verdachte] dan aan en stond hij te wachten voor de deur met de vraag of hij wat drinken mocht. Ik liet [verdachte] dan niet binnen. Ik zag hem soms voor de deur staan met cadeautjes.
Op zondag 18 september 2011 omstreeks 19:30 uur kwam ik aan op het station in [plaats]. [verdachte] stond mij weer op te wachten op het station. Ik negeerde [verdachte] gewoon, ik ben langs hem heen gelopen maar [verdachte] liep vervolgens met mij mee. Ik ben toen heel duidelijk tegen [verdachte] geweest, ik heb tegen hem gezegd: “Je moet me nu met rust laten en niet meer lastig vallen, anders bel ik de politie”. Ik heb dit meerdere keren moeten herhalen. [verdachte] liep toen eerst nog een stukje met mij mee. Op donderdag 22 september 2011 ontving ik een mail van [verdachte] .
Op 26 september 2011 ontving ik mail van [verdachte] en heeft hij mij twee keer gebeld.
Op 28 september 2011 ontving ik drie sms-jes van [verdachte] .
Op 29 september, 30 september en 3 oktober 2011 ontving ik een sms-je van [verdachte] .
Op 4 oktober 2011 ontving een kaart van [verdachte] . Deze kaart heeft hij bij mij in de brievenbus gegooid.
Op 6, 8, 11, 12, 14, 20, 21, 24 en 25 oktober 2011 ontving ik sms-jes van [verdachte] . Op 12 oktober 2011 belde [verdachte] mij en ontving ik een mail van [verdachte] .
Op 13 oktober 2011 belde [verdachte] mij.
Op 16 oktober 2011 ontving ik een mail van [verdachte] .
Op 23 oktober 2011 stond [verdachte] mij op te wachten op het station, heeft hij mij twee keer gebeld, heeft hij een kaartje in mijn brievenbus gegooid en heeft hij mij een mail gestuurd.
Op 24 oktober 2011 tussen 13.00 en 15:00 uur stond [verdachte] bij mijn flat en maakte hij daar foto’s en ik ontving op die dag een mail van [verdachte] . Op 25 oktober 2011 stond [verdachte] voor mijn deur en belde hij mij op.
Op 27 oktober 2011 belde [verdachte] mij en stond hij later voor mijn deur.
Op 28 oktober 2011 belde [verdachte] mijn ouders.
Op 30 oktober 2011 stond [verdachte] voor mijn deur.
Op 31 oktober 2011 ontving ik een brief van [verdachte] .
Op 5 november 2011 liep [verdachte] rond bij mijn flat.
Op 11 november 2011 stond [verdachte] mij bij mijn huis op te wachten en is mij naar binnen gevolgd. Ik heb meerdere keren aangegeven dat ik dat niet wilde. Ik probeerde de deur van de gang dicht te krijgen, maar [verdachte] duwde hem open en zette zijn voet ertussen. Hij liep naar binnen en deed de deur dicht. Ik ben blijven herhalen dat hij weg moest gaan. Hij pakte mijn mobiele telefoon, zei dat ik niet mocht bellen en dat hij wilde dat ik met hem praatte.
Op 12 november 2011 ontving ik een sms-je van [verdachte] .
Op 18 november 2011 hing hij rond bij mijn flat.
Op 21 november 2011 ontving ik een mail van hem.
Op 25 november 2011 stond hij op het station op het perron waar ik moest zijn. Hij achtervolgde mij tot in de trein. Op die dag belde hij ook mijn ouders.
Op 1 december 2011 liep hij bij mijn flat.
Op 8 december 20l 1 stuurde hij mij een mail.
Op 9 december 2011 zag ik hem uit mijn flat komen toen ik thuis van college kwam. Er lag toen een kerstkaart van hem in mijn brievenbus. Op diezelfde dag kwam ik hem tegen toen ik op weg was naar het station. Hij ging achter mij aan naar het station.
Op 19 december 2011 kwam ik [verdachte] tegen naast de flat.
Op 20 december 2011 kwam ik hem tegen onderweg naar huis.
Op 22 december 2011 ontving ik een brief van hem.
Op 11, 13 en 14 januari 2012 werd [verdachte] bij de flat gezien.
Op 17 januari 2012 kreeg ik een mail van [verdachte] .
Op 19 januari 2012 liep hij bij de flat en belde bij mij aan.
Op 20 januari 2012 sprak hij beneden in de flat mijn buurmeisje aan met de vraag of zij naast mij woonde. Even later kwam ik hem tegen op straat en later die dag ontving ik een mail van hem.
Op 21 januari 2012 was [verdachte] weer in de flat en was hij weggestuurd door de gewaarschuwde politie.
Op 31 januari 2012 had de politie [verdachte] thuis bezocht en hem gewaarschuwd dat hij niet welkom was in de flat en dat ik niets met hem te maken wilde hebben.
Op 5 februari 2012 belde hij mijn ouders om mij te spreken.
Op 6 februari 2012 lag er een brief van [verdachte] in de brievenbus.
Op 8 februari 2012 werd hij weer bij de flat gezien.
Op 9 februari 2012 heb ik een aangetekende brief aan [verdachte] gestuurd inhoudende dat hij geen contact meer met mij moet opnemen.
Op 13 februari 2012 ontving ik een brief van [verdachte] .
Op 27 februari 2012 was hij weer bij de flat.
Op 7 maart 2012 is de politie nogmaals bij [verdachte] langsgegaan om te benadrukken dat hij mij met rust moest laten. Diezelfde avond belde [verdachte] naar mijn ouders om mij te spreken.
Op 25 maart 2012 zag ik hem bij de flat.
Op 27 maart 2012 ontving ik een brief van hem.
Op 2 april 2012 belde hij mij, ontving ik een mail van hem, belde hij mijn vader en belde hij aan mijn huis.
Op 3 en 4 april 2012 belde hij bij mij aan.
Op 5 april belde hij mijn ouders, op het moment dat ik daar was.
Op 7 april 2012 stuurde hij mij een sms.
Op 11 april 2012 belde hij bij mij aan.
Op 14 april 2012 belde hij mijn ouders.
Op 15 april 2012 belde hij mij.
Op 18 april 2012 belde hij mijn ouders twee keer.
Op 19 april 2012 ontving ik een brief van hem.
Op 20 april 2012 liep hij bij de flat.
Deze stalking heeft veel impact op mijn leven. Ik ben er angstig door en heb er nachtmerries van. Ik durf niet naar buiten als [verdachte] in de buurt is. Ik wil heel graag dat [verdachte] uit mijn leven verdwijnt.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor aangeefster (ongenummerde pagina’s) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als aanvullende verklaring van aangeefster [aangeefster 1] d.d. 3 mei 2012:
Afgelopen donderdag 26 april 2012 heb ik aangifte van stalking tegen [verdachte] gedaan, maar sinds die tijd zijn er weer een aantal dingen gebeurd.
Op donderdag 26 april 2012 in de middag is [verdachte] weer gezien bij de flat. Ik werd hiervan via de email op de hoogte gesteld door [betrokkene 2]. Ik heb hem omstreeks 19:30 uur bij mijn flat gezien. Er zijn sinds donderdag twee dingen gebeurd waardoor ik niet meer goed naar buiten durf.
Op vrijdag 27 april 2012 fietste ik naar huis vanaf mijn stage bij het [B]. Ik zag dat [verdachte] naast de flat op mij stond te wachten. Ik zag hem al van afstand en ben toen een zijstraat ingeslagen. Daar heb ik een van de hoofdbewoonsters gebeld, die samen met haar vriend naar buiten is gekomen. Ik dacht dat hij misschien niet mee zou lopen en ik gewoon naar binnen zou kunnen gaan. Ik zag dat [verdachte] wel mee liep. [verdachte] schreeuwde tegen mij. Hij kwam agressief over. Ik was bang. De hoofdbewoonster heeft de politie gebeld.
Naast dat [verdachte] tegen mij schreeuwde zag ik dat hij heel raar uit zijn ogen keek. Ik hoorde dat [verdachte] steeds zei dat ik met hem moest praten. [verdachte] geeft mij de schuld van alles.
Toen de politie kwam hebben ze besloten hem mee te nemen. Rond 20:00 uur belden ze dat ze hem weer vrij hadden gelaten.
Op 28 april is hij weer bij de flat geweest.
Op woensdag 2 mei 2012 omstreeks 17:00 uur ging ik vanaf het ziekenhuis [B] naar huis. Ik reed op de fiets, ongeveer op de helft van de route, stond [verdachte] , achter een muurtje verstopt, mij op te wachten. Toen [verdachte] mij zag bleek hij een fiets te hebben en fietste hij met mij mee. Hij begon weer over dat ik met hem moest praten. Ik heb een aantal keren gezegd dat hij weg moest gaan. Ik ben vervolgens de stad in gegaan en de Albert Heijn gelegen aan de [e-straat] binnengegaan. Toen ik weer buiten kwam zag ik [verdachte] aan de linkerkant achter een muur in de [c-straat] staan. Ik ben weer naar binnen gelopen bij de Albert Heijn en zag dat [verdachte] achter mij aan kwam. Ik heb gelijk bij de kassa gezegd dat hij me lastig viel. De meneer van de winkel stuurde [verdachte] de winkel uit en heeft de politie gebeld.
Het houdt mij allemaal erg bezig. Het kost mij veel energie om steeds maar om me heen te kijken, bang te zijn en hier over na te moeten denken.”